25636 |
beschuitmes |
beschuitmes:
bǝsxøjtmɛs (K278p Lommel)
|
Mes dat gebruikt wordt bij het doormidden snijden van de beschuitbollen. [N 29, 62b]
II-1
|
20629 |
beschuitpap |
beschuitenpap:
Syst. Grootaers
bəsxøͅtəpab (K278p Lommel)
|
Melk met beschuiten (beschuitepap, luiwijvenpap, romme met bestelle?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33166 |
besjes aan de aardappelplant |
belletjes:
bɛlǝkǝs (K278p Lommel),
bollen:
bǫlǝ (K278p Lommel),
goesbollen:
gusbǫlǝ (K278p Lommel)
|
De besachtige groene vruchten die zich uit de bloemen van de aardappelplant ontwikkelen. Vroeger, voordat men pootaardappelen selecteerde uit de eigen oogst, werd uit deze vruchtjes van de plant pootzaad gewonnen. Het lemma bevat alleen meervouden. Bij goesbollen wordt door de zegslieden opgegeven dat ...kinderen deze bollen aan een lange twijg (steken) en dan de bollen zo ver mogelijk weggooien of zwiepen; goezen is "zwiepen". Warnant (1949, 175) vermeldt dit spel ook voor Waals Haspengouw. Het regelmatige voorvoegsel aardappel- of patatte- is hier weggelaten; zie het lemma Aardappel. Zie voor de fonetische documentatie van de varianten voor aardappel, ook datzelfde lemma Aardappel. [N 12, 7; L 32, 14; monogr.; add. uit JG 1b]
I-5
|
19285 |
beslissen |
beslissen:
bəslissən (K278p Lommel)
|
beslissen
III-1-4
|
19687 |
bestek |
eetgerief:
ɛ̄t˃gərif (K278p Lommel)
|
bestek
III-2-1
|
25105 |
bestendig weer |
vast (weer):
vàst weiər (K278p Lommel)
|
bestendig weer [vaste lucht] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
33607 |
besvrucht, algemeen |
bezing:
bezəŋ* (K278p Lommel)
|
bes, bezie
I-7
|
21471 |
betalen |
afschieten:
ps. omgespeld volgens Frings.
afsxitə (K278p Lommel),
betalen:
ge moet ze jêst hêmmen om kunnen te betaolen (K278p Lommel),
ge mut geld hemmen om kunnen te betaolen (K278p Lommel),
ge mut geld hemmen um te kunnen betoalen (K278p Lommel),
ge mut gèlt hemme veu te kunne betaole (K278p Lommel),
gɛ mut geld hêmmen om tɛ kunnɛn betowwɛlɛn (K278p Lommel),
overkomen:
ps. omgespeld volgens Frings.
ovərkoͅmn (K278p Lommel),
ovərkoͅmən (K278p Lommel),
ōvərkōͅmə (K278p Lommel)
|
Betalen, over de brug komen [afschieten?] [N 21 (1963)] || Hoe zegt ge in uw dialect: "ge moet geld hebben om kunnen te betalen"of "ge moet geld hebben om te kunnen betalen"? De gehele uitdrukking weergeven. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
18845 |
beteuterd |
beteuterd:
bətéútərt (K278p Lommel),
hij ston beteutert (K278p Lommel),
hij stond betutterd (K278p Lommel),
ook materiaal znd 32, 67
beteuterd (K278p Lommel),
betutterd (K278p Lommel),
van zijn juste:
hij was van zijne zjusten (K278p Lommel),
ook materiaal znd 32, 67
van zijne zjûsten (K278p Lommel),
verlegen:
hij was verlegen (K278p Lommel),
ook materiaal znd 32, 67
verlègen (K278p Lommel),
versutst:
versutst (K278p Lommel),
ook materiaal znd 32, 67
versutst (K278p Lommel)
|
beteuterd || beteuterd, onthutst [ZND 01 (1922)] || hij stond beteuterd, onthutst [ZND 32 (1939)]
III-1-4
|
27448 |
beton |
beton:
bǝton (K278p Lommel)
|
Een mengsel van cementspecie met een grove toeslag, bijv. grind, steenslag of bims, dat in bepaalde verhouding onder toevoeging van water wordt gemengd en tot een steenachtige massa verhardt. Een betonmengsel van één deel cement, twee delen zand en drie delen kiezel werd in L 321 een 'missing' ('meseŋ'), van 'missen' ø̄mengenø̄, genoemd. [N 30, 47a; N 30, 50; monogr.]
II-9
|