e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P171p plaats=Landen

Overzicht

Gevonden: 384
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tuierpaal pag: pax (Landen), pilot: palǫt (Landen), plǫt (Landen), tuier: tø̄r (Landen) De tuierpaal is een houten of ijzeren paal die men met de tuierhamer in de grond slaat en waaraan de koe of geit wordt vastgebonden. [N 14, 72 en 73a; N 3A, 14h; JG 1c, 2c; L 40, 21a; L B2, 286; A 17, 20; monogr. add. uit N 14, 71] I-11
uier uier: ø̄ǝr (Landen), ø̜̄r (Landen) De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] I-11
uitnodigen noden: nuuə (Landen), uitnodigen: oetneudige (Landen) uitnodigen (voor begrafenis) [ZND 32 (1939)] III-3-1
uitnodigen voor een begrafenis doodsbrief schikken: doedsbrief schikken (Landen), lijkdienst aankondigen: lijkdienst aankondige (Landen) uitnodigen (voor begrafenis) [ZND 32 (1939)] III-3-1
uitschelden belachelijk maken: iemand belachelek make (Landen), verwijten: īmant fərwēitə (Landen), verwijten (Landen), voor de aap houden: iemand vor den aap haan (Landen), voor de zot houden: iemand ver den zot haan (Landen) Op iem. schelden, iem. uitschelden. Geef de gemeenzame uitdrukkingen op en zet tussen twee haakjes welke als "gemeen"of "plat"beschouwd worden. [ZND 34 (1940)] III-3-1
unster waag: bijna onvindbaar  aa woog (Landen) De Romeinse balans, bestaande uit een stok waarover een gewicht heen en weer geschoven wordt. [ZND 33 (1940)] III-3-1
vaandel vaandel: aĕ vêëndel (Landen), vlag: vlak (Landen) Vaandel. [Willems (1885)] || Vlag. [Willems (1885)] III-3-2
vademen inkrijgen: enkręjgǝ (Landen) Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.] II-7
van veren wisselen ruiven: rāu̯vǝ (Landen), rāvǝn (Landen) [N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.] I-12
varen varen: vāōrə (Landen, ... ), vouren (Landen, ... ) varen [ZND 08 (1925)], [ZND m] III-3-1