e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q164a plaats=Widooie

Overzicht

Gevonden: 327

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zien, kijken kijken: kiek (Widooie) kijken [ZND 25 (1937)] III-1-1
zijwand kisten: ki.sǝ (Widooie) Elk van de zijkanten van een kar, wagen of kruiwagenbak. Herhaaldelijk worden in het materiaal speciaal de zijkanten van een hoogkar vermeld, die afgenomen kunnen worden. De zijwanden van de slagkar, die samen met de voorwand een vast geheel vormen, krijgen vaak geen aparte naam. De zijplanken zijn horizontale planken die tegen verticale rongen staan en waarop verhoogsels gezet kunnen worden. De woordtypes kist, mouw, komp en korf, die thans "elk van de twee zijwanden" betekenen, zijn oorspronkelijk termen voor de kar- of wagenbak als geheel. De benamingen voor dit geheel worden behandeld in het lemma bak. De meer specifieke benamingen voor de zijwanden van de kruiwagen worden onder het betreffende lemma behandeld. [N 17, 30a + 40 + 46a + add; N G, 53c + 60 a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2a; JG 2b; JG 2c; A 26, 2b; Lu 4, 2b; monogr.] I-13
zingen zingen: zenge (Widooie) III. zingen; hij zong; gezongen. [ZND 25 (1937)] III-3-2
zuring, groente surelle: sərɛl (Widooie) Zuring, zurkel als groente gekweekt [Goossens 2c (1963)] I-7
zweep smet: smęt (Widooie) Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.] I-10
zwellen zwellen: zwellen (Widooie) zwellen [ZND 25 (1937)] III-1-2
zwemmen zwemmen: zwöj-mê (Widooie) Zwemmen. III-3-2