33804 |
hoef |
hoef:
huf (P121a Herten, ...
P121a Herten)
|
[S 14; L 1a-m]Zie afbeelding 2.26. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 27, 6; N 8, 32.8 en 32.17; S 14]
I-11, I-9
|
25008 |
hoek (tussen twee lijnen) |
hoek:
een hoək (P121a Herten)
|
hoek [ZND 27 (1938)]
III-4-4
|
24324 |
hommel |
paardshorzel:
ook in ZND 01, a-m
piadshossel (P121a Herten)
|
hommel [ZND 27 (1938)]
III-4-2
|
19654 |
hoofdkussen |
hoofdkussen:
hōftkøͅsən (P121a Herten)
|
hoofdkussen [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
23248 |
hoog tijd |
hoog tijd:
hoog tijd (P121a Herten)
|
Het is hoogtijd (dat we gaan). [ZND 27 (1938)]
III-3-3
|
23210 |
hoogdag |
hoogdag:
doe zen vier heugdaog (P121a Herten)
|
Zeg in dialect: Er zijn vier hoogdagen (grote feestdagen). [ZND 27 (1938)]
III-3-3
|
22164 |
hooi |
hooi:
hoi̯ (P121a Herten),
hōi̯ (P121a Herten)
|
Gemaaid en op het veld drogend of gedroogd gras. In de klankkaart is de klankkleur (eerst velair, dan palataal) en de lengte van de klinker aangegeven; korte klinkers hebben een toevoeging aan het symbool. De aan- en afwezigheid van de j-klank is niet in kaart gebracht, maar uit de varianten in het lemma zelf af te lezen; per aangegeven klankkleur en lengte staan steeds de diftongen vooraan. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in kaart gebracht. [N 7, 58; N 14, 88b en 128a; JG 1a, 1b; A 10, 17 en 20; A 16, 1-4; L 1 a-m; L 27, 17; L 34, 70; L 38, 35-36; RND 122; Wi 52; S 14; R (s]
I-3
|
32903 |
hooien, hooibouw |
hooien:
hōi̯ǝ(n) (P121a Herten)
|
De woorden voor het geheel van bewerkingen in de hooibouw te zamen genomen: werken in het hooi op het land. Doorgaans is het algemene begrip "hooien" door een werkwoord uitgedrukt. Soms ook werd het begrip door een zelfstandig naamwoord weergegeven met dezelfde algemene betekenis; deze staan achter in het lemma bijeen. De varianten van het woordtype hooien zijn eerst naar klankkleur (eerst velair en daarna palataal) en dan op lengte (eerst lang, dan kort) geordend. Per klankkleur en lengte staan de diftongen steeds vooraan. Zie ook de klankkaart bij het lemma ''hooi'' (kaart 32). [N 14, 86; N 14, 87; JG 1a, 1b; A 10, 17; A 16, 4; A 28, 1d; L 1 a-m; L 27, 18; S 12; monogr.]
I-3
|
34073 |
hoorn van de koe |
hoorn:
juǝn (P121a Herten)
|
[N 3A, 106a; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 27, 25; S 15; Wi 14; monogr.]
I-11
|
18233 |
horloge |
horloge:
een gowe horlôge (P121a Herten)
|
een gouden horloge [ZND 27 (1938)]
III-1-3
|