e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L422p plaats=Lanklaar

Overzicht

Gevonden: 4196
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zoldergat, opening in de koestalzolder schelf(t)gat: šɛlǝf˲gāt (Lanklaar) In de koestalzolder is meestal een opening waardoor het hooi naar beneden geworpen wordt om het aan de dieren te voeren. Waar de koestalzolder in open verbinding staat met de schuur is er meestal geen opening in de zoldering. Een aantal opgaven betreffen een luik of een scharnierende deur waarmee de opening afgesloten kan worden. De benamingen kunnen ook gebezigd worden voor een opening in de gevel of in het dak waardoor het hooi op de zolder wordt gebracht. Zie ook het lemma "hooivenster" (3.4.5). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) (hooi) het lemma "hooi" in aflevering I.3. Zie ook afbeelding 16.c bij het lemma "hooizolder, koestalzolder, schuur" (3.4.1). [N 5A, 56b; N 5, 97 en 97a; L 42, 24 passim; monogr.; add. uit N 5A, 57c] I-6
zolderkamer mansarde: mansart (Lanklaar) zolderkamer [N 05A (1964)] III-2-1
zomen zomen: zø̜jmǝ (Lanklaar) Van zomen voorzien. Zie ook het lemma ɛzoomɛ.' [N 59, 65; N 62, 14b; L 8, 127; MW; S 46; monogr.] II-7
zomerkapmanteltje pelerine (<fr.): peͅldərīn (Lanklaar) kapmanteltje voor de zomer met een ovaalvormig voor- en achterpand [pelderien] [N 25 (1964)] III-1-3
zomerkleren zomerkleren: zuómərkleͅijər (Lanklaar), zomerse kleren: sōmərsə kleͅijər (Lanklaar) zomerkleren [N 23 (1964)] III-1-3
zondagse kleren `s zondagse kleren: sondəsə kleͅijər (Lanklaar, ... ) zondagse kleren [t sondagsdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
zondagse schort cotonnaads (<fr.) scholk: katənāts šoͅlk (Lanklaar) schort, blauw-wit linnen zondagse schort [N 24 (1964)] III-1-3
zool zool: zǭǝl (Lanklaar) Het gedeelte van de onderkant van de hoef rondom de straal (3.6.3). [N 8, 33] I-9
zool van een schoen zool: zōl (Lanklaar) zool van een schoen [N 24 (1964)] III-1-3
zoolbeslag klompenlap: klǭmpǝlap (Lanklaar) Stuk leer, rubber of hout dat onder de zool van de klomp wordt aangebracht. [N 24, 71; monogr.] II-12