e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L422p plaats=Lanklaar

Overzicht

Gevonden: 4196
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zoom zoom: zǫwm (Lanklaar) De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.] II-7
zoom in de huif schuif: šȳf (Lanklaar) Open zoom in de huif, waardoor een koord loopt waarmee men de huif kan vastsjorren. [N 17, 75] I-13
zoon zoon: zōēan (Lanklaar) zoon [ZND 11 (1925)] III-2-2
zuchten kuimen: ky(3)mə (Lanklaar), zuchten: zøxtə (Lanklaar) zuchten [snokke] [N 10 (1961)] || zuchten, stenen [ZND B1 (1940sq)] III-1-4
zuinig nauw: heeë is nej (Lanklaar), scherp: heeë is sjerp (Lanklaar) Hij is zo spaarzaam (nauwziend, hij houdt het bijeen, en andere uidrukkingen met dezelfde betekenis). [ZND 07 (1924)] III-3-1
zuiveren sloveren: slǭvǝrǝn (Lanklaar) Afscheiding blijven geven na het kalven, gezegd van de koe. [N 3A, 58] I-11
zult, preskop geperste kop: geperste hoofdkaas  gəpēəzdə kop (Lanklaar), preskop: geperste hoofdkaas  prɛskop (Lanklaar) hoofdkaas [Goossens 1b (1960)] III-2-3
zure oprisping zooi: də zūj høbə (Lanklaar) oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] III-1-2
zuring, groente surelle: səreͅl (Lanklaar) Zuring, zurkel als groente gekweekt [Goossens 1b (1960)] I-7
zuster zuster: zuster (Lanklaar), zŭŭstər (Lanklaar), zyster (Lanklaar), zöstër (Lanklaar) zuster [ZND 04 (1924)], [ZND 11 (1925)] || Zuster. [ZND 11 (1925)] III-2-2, III-3-3