e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L364p plaats=Meeuwen

Overzicht

Gevonden: 4441
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwemstenen assebrikken: asǝbrekǝ (Meeuwen), losse brikken: losǝ brekǝ (Meeuwen) Zwemstenen of drijfstenen zijn benamingen voor een zeer lichte kunststeen, vervaardigd uit puimsteengruis (bimszand) en hydraulische kalk. Het gruis wordt daartoe met ongeveer 1/9 van zijn gewicht aan waterkalk dooreengemengd. Dit mengsel wordt in ijzeren vormen geschept, beklopt en, van de vormen ontdaan, op rekken te drogen gezet. Na enige dagen worden de stenen op hopen gezet en na enige maanden zijn zij gereed voor gebruik. Zwemstenen worden hoofdzakelijk voor binnenwerk gebruikt en isoleren dankzij hun grote poreusheid goed warmte en geluid. 'Ytong' en 'Poriso' zijn merknamen. [N 30, 54e] II-9
zwenghout, spoorstok eeghaam: ē̜i̯xhām (Meeuwen), eghaam: ęqām (Meeuwen), veldhaam: vɛ.lthām (Meeuwen) Het dwarshout waaraan van voren de strengen of trekkettingen van het paard bevestigd zijn en dat van achteren aan een akkerwerktuig (ploeg, eg, e.d.) gekoppeld is. Zie afb. 98. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; JG 2b-4, 3; N 11, 34a; N 11A, 103 + 103e; N 17, 69a add.; L 34, 11 add.; L 49, 26 add.; A 30, 26 add.; G 1, 26 add.; div.; monogr.] I-2
zweren zijn eed doen op: ich wil er mienə ēͅid op doon (Meeuwen) Ik wil er een (of mijn) eed op doen [ZND 23 (1937)] III-3-1
zweren, etteren etteren: die wòn zal ettərə (Meeuwen) Die wonde zal etteren [ZND 23 (1937)] III-1-2
zwerm zwerm: zwɛ̄.rǝm (Meeuwen) Het geheel van bijen met koningin dat de korf of kast verlaat. Een zwerm bestaat doorgaans uit een koningin, 10- tot 20-duizend werkbijen en een paar honderd darren. Zij zullen een nieuwe woning gaan zoeken. [N 63, 29d; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 100; A 9, 6; monogr.] II-6
zwermen zwermen: zwɛrmǝ (Meeuwen) Het verlaten van korf of kast van een deel van het bijenvolk onder aanvoering van een koningin. Zij gaat een nieuw volk vormen. Een dag of acht, negen, voordat de nieuwe moer of koningin uit de koninginnecel komt, verdwijnt de oude moer met een deel van het volk. De moer wordt door de werkbijen wat meer voor het vliegen geschikt gemaakt door haar enorme legtempo wat te temperen. Dit doen ze door het eiwitrijke voedsel, dat de moer anders krijgt, wat te minderen. Het zware achterlijf slinkt dan in en de moer krijgt krachten om de vleugels te kunnen uitslaan of anders gezegd om te kunnen zwermen. [N 63, 29a; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 99; monogr.] II-6
zwiepingen latten: latǝ (Meeuwen), planken: plɛ̄ŋk (Meeuwen), profiellatten: profillatǝ (Meeuwen) De houten latten waarmee het profiel loodrecht wordt vastgezet. Zie ook afb. 28. [N 31, 7b; monogr.] II-9
zwijmelen geen spoor (houden): gɛ̄i̯ spȳr (Meeuwen), schravelen: šrāvǝlǝ (Meeuwen), zwijmelen: zwimǝlǝ (Meeuwen) Onvast, langzaam en met moeite gaan, zonder richting te houden. [N 8, 73 en 83] I-9
zwoegen ezelen: dèè wuiver(d) hèèt zee lève langk zitten iêzele, tot det hèè d¯r bi-j nèèrgevallen is  iêzele (Meeuwen), juisteren: en alti-jd juistere en geldsj oppotte  juistere (Meeuwen), knoefelen: knŭŭffələ (Meeuwen), poejakken: Mânleef, vèè höbbe nogal mote pûzjakke viêr op ti-jd kloar te zeen  pûzjakke (Meeuwen), slaven: slaovə (Meeuwen), wroeten: vrēͅtə (Meeuwen), wroeten (Meeuwen), zich uitsloven: zex ytslōͅvə (Meeuwen), zich weren: zex wīrə (Meeuwen), zich weren (Meeuwen), zwoegen: zwoegen (Meeuwen) hard werken || hard werken [zwoegen, wroeten, adammen, muiken, ploeteren, trimmen, porren] [N 85 (1981)] || hard zwoegen || reg. ww. van het Barg. piezakken: stevig doorwerken || slaven, zwoegen || zeer hard werken || zich bijzonder inspannen, erg veel moeite doen [zich weren, zich uitsloven, weerbieden] [N 85 (1981)] III-1-4
zwoord zwaard: zwa:rs (Meeuwen), zwārs (Meeuwen), verkl. zwèèrske Dich höbs ziêker zwaars achter di-jn ure: ben je soms doof Hèè hauw zi=jn hoar tot oppe zwaars(schedel) loate knippe(of sni-je)  zwaars (Meeuwen) zwoerd [Goossens 1b (1960)] || zwoerd van het spek III-2-3