e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P219p plaats=Jeuk

Overzicht

Gevonden: 4999
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zuster non: non (Jeuk) Een lid van een vrouwelijke geestelijke orde, zuster, non [zuster, non, maseur, begijn]. [N 96D (1989)] III-3-3
zuurbes zuurbes: zoerbes (Jeuk) Zuurbes: gedoornde struik, 1-2 m hoog; geelgrauwe takken, heeft gele kogelvormige bloemen in tot 4 cm lange trossen; scharlakenrode bessen, langwerpig en 8-13 mm lang die ook s winters nog aan de struik staan (berberissen, barbarinneke, versilts, kweedoo [N 82 (1981)] III-4-3
zuurkool zuurmoes: zūrmoͅu̯s (Jeuk) ingemaakte witte kool [Goossens 1b (1960)] III-2-3
zwaaien met de armen houwen: met de erme haawn (Jeuk), wenken: wenke (Jeuk) Zwaaien: (langzaam) ritmisch heen en weer bewegen, bijv. met de armen (scharrewarren, scharmaaien, zwingelen). [N 84 (1981)] || Zwaaien: ritmisch heen en weer bewegen, b.v. de armen (zwaaien, schwingen, zwingelen, wenken) [N 108 (2001)] III-1-2
zwaaien met het wierookvat zwensen: zwinsen (Jeuk) (met) het wierookvat zwaaien. [N 96B (1989)] III-3-3
zwaaier lam gaan (ww.): lām gǫu̯n (Jeuk) Door een gedeeltelijke verlamming van de achterhand maken de dieren een zwaaiende beweging bij het lopen. Het woordype zwaaier duidt op een schaap dat deze ziekte heeft. [N 77, 65] I-12
zwaaihaak zwaaihaak: zwęjhǭk (Jeuk) Winkelhaak waarvan de benen beweegbaar zijn. De zwaaihaak bestaat doorgaans uit een huis en een veer die scharnierend met elkaar verbonden zijn. Met een schroef kan men de veer in de gewenste hoek vastzetten. Men onderscheidt de enkele en de dubbele zwaaihaak. De eerste is L-vormig, de tweede heeft de vorm van een T. De zwaaihaak wordt gebruikt om hoeken op te meten en af te tekenen. Zie ook het lemma "zwaaihaak" in Wld II.9, pag. 11-12 en afb. 78. [N 33, 318b; N 64, 79a] II-11
zwabber huisdoek: haasdoek (Jeuk), zwabber: zwabber (Jeuk) Dweil aan een steel gebonden (zwabber, dweil, aftrekker) [N 79 (1979)] III-2-1
zwachtel vees: veejs (Jeuk), vees (Jeuk) Zwachtel: lange, smalle strook dun linnen of verbandgaas bijv. voor het verbinden van een wond (windel, vees). [N 84 (1981)] || Zwachtel: lange, smalle strook dun linnen of verbandgaas bijv. voor het verbinden van een wond (windel, zwachtel, vees). [N 107 (2001)] III-1-2
zwaden spreiden breken: brēkǝ (Jeuk) Het uiteengooien van de versgemaaide regels gras. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: gezwaden of gras. [N 14, 97a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-3