34618 |
huif van de huifkar |
bâche:
baš (P121a Herten)
|
Kap van de huifkar. Deze kap wordt over hoepels getrokken, die vooraf op een hooikar gezet worden. [N 17, 10b; S 15; Wi 17; L 27, 32; L 1a-m; monogr]
I-13
|
17997 |
huiveren |
bibberen:
bibberen (P121a Herten, ...
P121a Herten)
|
Huiveren (beven, rillen van de kou of van schrik) [ZND 21 (1936)] || huiveren (beven, rillen van de kou of van schrik) [ZND 27 (1938)]
III-1-2
|
25447 |
ingezouten |
ingezouten:
ēngǝzātǝn (P121a Herten)
|
Dit lemma sluit volledig aan bij het lemma ''het vlees conserveren''. In de Leuvense vragenlijsten 1a-m en 27 werd naar het begrip "ingezouten" gevraagd. Deze twee vragen worden hier als apart lemma gehonoreerd. [L 1a-m; L 27, 40; Veldeke 22, 67]
II-1
|
18996 |
jaloers |
jaloers:
ook materiaal znd 27, 44
djaloesch (P121a Herten)
|
jaloers [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
20196 |
jong (bijv.nw.) |
jong:
znd 1 a-m; znd 27, 46;
joenk (P121a Herten)
|
jong; het kind is nog jong [ZND 27 (1938)]
III-2-2
|
20310 |
jong (bn.) |
jong:
znd 1 a-m; znd 27, 46;
joenk (P121a Herten)
|
jong; het kind is nog jong [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
24338 |
jong van een dier |
jong:
juŋk (P121a Herten)
|
[R 12, 38; S 16; L 1a-m; L 27, 47a; monogr.]
I-11
|
21335 |
jood |
jood:
ne jood, twie joden (P121a Herten, ...
P121a Herten)
|
Een jood, twee joden, [ZND 27 1938)] || Een jood, twee joden. [ZND 27 1938)]
III-3-1, III-3-3
|
23211 |
judas |
judas:
ne djudas (P121a Herten)
|
Een Judas (uitspraak van j als in ja? of zj als in Frans Jean?). [ZND 27 (1938)]
III-3-3
|
21336 |
juffrouw |
juffrouw:
joefroəw (P121a Herten)
|
juffrouw [ZND 27 (1938)]
III-3-1
|