e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q197a plaats=Terlinden

Overzicht

Gevonden: 2962

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
achtergebleven hooi harken reken: rɛ̄ǝkǝ (Terlinden) Wanneer het hooi is binnengehaald werd soms nog eens het hooiland afgeharkt om het achtergebleven hooi te verzamelen. [N14, 122; A 34, 4 add.] I-3
achterhaam achterhaam: ai̯tǝrhām (Terlinden) Samenstel van riemen dat op het achterwerk van het paard wordt gelegd en dient om de kar achteruit te stoten. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 74; monogr.] I-10
achterhand van het paard achterwerk: achterwerk (Terlinden) Het achtergestel van een paard, in tegenstelling met de voorhand of het voorste deel (3.1.3), en het middendeel of de middenhand (3.3.5). [N 8, 13 en 32.9] I-9
achterknie hak: hak (Terlinden) Uitstekend achterpootsgewricht van het paard. Een gedeelte van de termen duidt niet de uit- maar de insprong of knieholte aan. Zie afbeelding 2.40. [JG 1a, 1b, 2c; N 8, 32.1, 32.5, 32.9, 32.10, 32.11 en 32.12] I-9
achteruit plei: (oprit naast het huis = vaart)  plei (Terlinden), terug: trȳk (Terlinden) Open plaats achter een huis (dam, werft, bleek, achteruit, plaats) [N 79 (1979)] || Voermansroep om het paard achteruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95l en 96; L B 2, 254; L 36, 81b; monogr.] I-10, III-2-1
achteruitgaan achteruitgaan: achteroetgaon (Terlinden) Achteruitgaan (wijken, deinzen). [N 84 (1981)] III-1-2
achteruittrappen slaan: šlǭn (Terlinden), stampen: štampǝ (Terlinden) Met één of beide achterpoten achterwaarts trappen. [JG 1a; N 8, 70a en 72] I-9
acoliet acoliet: acoliet (Terlinden) Een acoliet, een oudere misdienaar. [N 96B (1989)] III-3-3
advent advent (<lat.): advēnt (Terlinden) De tijd van vier zondagen voor Kerstmis (Advent, kleine vasten). [N 96C (1989)] III-3-3
afbijten afbijten: āf˱bītǝ (Terlinden) Oude verf met behulp van een afbijtmiddel verwijderen. [N 67, 68a] II-9