e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zingen fluiten: fluite (Blerick, ... ), slaan: slaon (Blerick), zingen: zinge (Blerick) het geluid van zangvogels (slaan, slagen, zingen, fluiten) [N 83 (1981)] III-4-1
zitbeenderen zitknoken: zetknø̜̄k (Blerick) Onderdeel van het beenderenstelsel aan het achtereinde van de rug. [N 3A, 110c] I-11
zitten zitten: zitten (Blerick) zitten [SGV (1914)] III-1-2
zitvlak van een broek bodem: baom (Blerick), boksenbodem: bóksebaom (Blerick), bôksebaom (Blerick), kruis: kruuts (Blerick) zitvlak, kruis, bodem van de broek [boksebaom, zolder, zuur schrej, kont, wan] [N 23 (1964)] III-1-3
zoden afsteken afsteken: āfstē̜kǝ (Blerick), steken: stē̜kǝ (Blerick) Een object russen, vlaggen, zoden enzovoorts is niet gedocumenteerd. [N 14, 78; N 27, 39g; N 18, add.; JG 1b] I-8
zoeken zoeken: zeuken (Blerick) zoeken [SGV (1914)] III-1-2
zoethout zoethout: zeutholt (Blerick) zoethout [SGV (1914)] III-2-3
zogen, voeden (overg.) de borst geven: de bors gaeve (Blerick), de mem geven: de mem gaeve (Blerick, ... ) borstvoeding geven: Een kind aan de borst voeden (minnen, de mem geven, houden). [N 84 (1981)] || gezoogd worden, aan de borst zijn, gezegd van zuigelingen [lodderen, mem lebben] [N 86 (1981)] III-2-2
zolder zolder: zøͅldər (Blerick) zolder [SGV (1914)] III-2-1
zolder boven de dorsvloer schelf(t): [schelf(t)] (Blerick) De zolderruimte boven de dorsvloer, bestemd voor het bergen van graan als er in de tasruimte naast de dorsvloer geen plaats meer was, ook voor stro en hooi (echter niet algemeen). Zie voor het type overschelf(t) Goossens 1959, m.n. 56, 57 en 59. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (den) het lemma "dorsvloer" (3.2.1) en voor (schelf(t)) het lemma "koestalzolder" (3.4.1). Zie ook afbeelding 14.b bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 68a; N 5, 84; JG 1a, 1b, 2a en 2c; A 16, 5b; L 47, 8b; L 48, 11; Lu 2, 11; S 50; monogr.; add. uit: N 4A, 12g en 13d; A 7, 32] I-6