25555 |
zuurdeeg maken |
desemen:
dęjsǝmǝ (L269p Blerick)
|
Een restant van het deeg een poos laten "rijpen", totdat het zuurdeeg is geworden en het aldus verkregen zuurdeeg gebruiksklaar maken. [N 29, 23b; S 6; monogr.]
II-1
|
20541 |
zuurdesem |
zuurdeeg:
Syst. WBD
zoordeig (L269p Blerick)
|
Zuurdeeg, gebruikt i.p.v. gist (heevel?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20679 |
zuurkool |
zuurmoes:
zoormoes (L269p Blerick),
Syst. WBD
zoormoos (L269p Blerick)
|
zuurkool [SGV (1914)] || Zuurkool (zoerkolle, suuremoes?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20680 |
zuurkoolstamppot |
zuurmoesstamp:
Syst. WBD
zoormoosstamp (L269p Blerick)
|
Stamppot van aardappelen en zuurkool [N 16 (1962)]
III-2-3
|
17883 |
zwaaien |
zwaaien:
zweije (L269p Blerick),
zwejje (L269p Blerick),
(naar iets)
zweie (L269p Blerick)
|
zwaaien [SGV (1914)] || Zwaaien: (langzaam) ritmisch heen en weer bewegen, bijv. met de armen (scharrewarren, scharmaaien, zwingelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
29944 |
zwaaihaak |
malletje:
mɛlkǝ (L269p Blerick
[(soms zelf gemaakt)]
)
|
Winkelhaak waarvan handvat en veer ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn. Met een schroef kan men de veer in de gewenste hoek vastzetten. De zwaaihaak wordt gebruikt om hoeken op te meten. Zie ook afb. 5. [N 30, 13c; monogr.]
II-9
|
24284 |
zwaan, algemeen |
wilde zwaan:
wilde zwane (L269p Blerick),
zwaan:
schrijffout voor "zwaan"?
zaan (sic) (L269p Blerick)
|
kleine zwaan (122 gelijk de wilde zwaan [120b], maar kleiner [N 09 (1961)] || wilde zwaan (152 geen knobbel op de snavel; gele snavel; rechte nek [N 09 (1961)]
III-4-1
|
33836 |
zwaar paard |
bels:
bɛls (L269p Blerick)
|
Zwaargebouwd paard, geschikt voor het veldwerk of als trekdier. Zie afbeelding 7. [JG, 2c; N 8, 62d, 62e en 64b]
I-9
|
18075 |
zwaar verkouden |
zwaar verkoud:
zwaor verkald (L269p Blerick)
|
Zware verkoudheid. Gebruikt men afzonderlijke benamingen voor een zware en lichte verkoudheid [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
21407 |
zwaard |
zwaard:
zwaard (L269p Blerick)
|
zwaard (wapen) [SGV (1914)]
III-3-1
|