17977 |
ziekelijk |
sukkelachtig:
sukkelachtig (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
ziekelijk:
ziekelijk (K278p Lommel)
|
Ziekelijk: telkens ziek (ziekelijk, krenkelig, sukkelig, ongans). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
18155 |
ziekenhuis |
kliniek:
kliniek (K278p Lommel, ...
K278p Lommel)
|
Ziekenhuis: inrichting voor het verplegen van zieken (ziekenhuis, (ho)spitaal, gasthuis, krankenhuis). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
24053 |
ziekenlantaarn |
lantaarn (<fr.):
lantjɛ̄n (K278p Lommel),
latjɛ̄n (K278p Lommel)
|
De lantaarn die door de misdienaars gedragen wordt als Ons Heer naar een zieke wordt gebracht [lanteer]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24089 |
ziekenzuster |
non:
non (K278p Lommel)
|
Een zuster die zich bezig houdt met de verpleging van zieken [leefdezuster]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17980 |
ziekte |
ziekte:
besmettelij(k)e ziekte (K278p Lommel),
die ziekte gaat voort (K278p Lommel),
die ziekte is besmettelijk (K278p Lommel),
diej ziekte git vort (K278p Lommel)
|
die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)]
III-1-2
|
23338 |
ziel |
ziel:
ziel (K278p Lommel)
|
De ziel [zieël, zie.l, zeel]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23908 |
zielenheil |
gelukzaligheid:
gelukzollighè (K278p Lommel)
|
Het zieleheil. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17783 |
zien, kijken |
kijken:
kēī`en (K278p Lommel),
kij-en (K278p Lommel),
kijen (K278p Lommel),
kijken (K278p Lommel),
komen:
kommen (K278p Lommel),
zien:
zin (K278p Lommel)
|
kijken [ZND 25 (1937)], [ZND m] || zien [RND]
III-1-1, III-1-2
|
20937 |
zijde spek |
zij:
zei (K278p Lommel)
|
zijde spek [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
18680 |
zijden omslagdoek |
tipsjaal:
Ss. sub tip 1), tipsjaal.
tep+själ (K278p Lommel),
zie WNT: tip (I), ss. Tipdoek, hals- of hoofddoek die met een tip op de rug wordt vastgespeld.
tepšäl (K278p Lommel),
zijden neusdoek:
zijden neusdoek (K278p Lommel)
|
omslagdoek met drie punten || omslagdoek, zijden ~ [N 23 (1964)]
III-1-3
|