e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K278p plaats=Lommel

Overzicht

Gevonden: 5514
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwartbonte koe zwartbont (bijvgl. nmw.): zwęrtbont (Lommel) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 126] I-11
zwarte bes zwarte bessen: verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4  zwette bezen (Lommel), zwarte bezin: zwerte bezië (Lommel), verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4  zwerte biszies (Lommel), zwerte biszieën (Lommel) zwarte aalbes [ZND 01 (1922)] I-7
zwarte bladluis bladluis: blatløi̯s (Lommel), milge: milgen (Lommel) bladluis (zoals bijv. de zwarte tuinbonenluis) [himmelzoad, meelow, melde, smeelje] [N 26 (1964)] || insectjes onder een blad, zwart [DC 68 (1993)] III-4-2
zwarte koe zwarte koe: zwęrtǝ [koe] (Lommel) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 129] I-11
zwarte koe met geheel witte kop witkop: wetkǭp (Lommel) [N 3A, 130a] I-11
zwarte kraai, kraai kraai: kraai (Lommel), krēij (Lommel), kreͅj (Lommel), kroie (Lommel), krèi (Lommel), krɛ̄i̯ (Lommel), Frings, omgesp.  krɛ̄i̯ (Lommel), geen fon.doc.  kraai (Lommel) kraai [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] || kraai, zwarte en bonte ~ (47 als roek [076] zonder kale plek; veren niet zo slordig en met groenige glans; broedt eenzaam in bos; roep [korrr] [N 09 (1961)] III-4-1
zwarte mees zwart meesje: zweͅrtə meͅjəs, meskə (Lommel), zwarte mees: zweͅrtə meͅjəs, meskə (Lommel) zwarte mees (11 net een kleine koolmees [052], maar zonder gele kleur en zwarte buikstreep, wel met een witte nekplek; alleen in mast- en sparrenbossen; nest vaak in bodemgaatje; roep snel [tjietjai, tjietjai] [N 09 (1961)] III-4-1
zwarte muts? wollen muts: woͅlə møts (Lommel) muts, zwarte ~ {afb} [N 25 (1964)] III-1-3
zwarte nachtschade nachtschade: nāxtsxǫǝt (Lommel) Solanum nigrum L. subsp. nigrum. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in moestuinen en open bermen met witte stervormige bloempjes en giftige zaden in de vorm van zwarte (rijpe) of groene tot gele (onrijpe) bessen of bolletjes. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 5 tot 60 cm. Het type wiemelen is een variant van ɛwiemerenɛ, uit ɛwijn-berenɛ, "aalbessen". Bij tinkruid wordt opgemerkt: "men schuurt er tin mee". [JG 1a, 1b, 2c; A 43, 10; A 60A, 69; monogr.] I-5
zwarte roodstaart roodstaart: Frings, omgesp.  rouətstɛrt (Lommel), zwarte roodstaart: zwɛrtə rou̯ətsteͅrt (Lommel) zwarte roodstaart (14 rood trilstaartje, man is van voren roetzwart en heeft wittige vleugelvlek; echte gebouwenvogel; broedt daar binnenin; roep driftig [wiet, wiet, tk, tk]; zang hoog vanaf gebouw [bi-bi-kchchchch...bu-bi-bi] [N 09 (1961)] III-4-1