e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K278p plaats=Lommel

Overzicht

Gevonden: 5514
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zweer zweer: zweer (Lommel), zwɛr (Lommel), zwerage: zwerage (Lommel), zweragie (Lommel) [N 8, 90b en 90t]Zweer: huidontsteking vaak met ettervorming ten gevolge van een infectie (zweer, zwerage, zwerije). [N 107 (2001)] I-9, III-1-2
zweet zweet: zwejət (Lommel, ... ), ət zwejət (Lommel) zweet [N 10 (1961)] III-1-2
zweetdoek sjaal: šǫl (Lommel) Een halsdoek door de bakker heel waarschijnlijk gedragen om het zweet aan de nek op te vangen, waardoor verkoudheid voorkomen kan worden. [N 29, 102f] II-1
zwellen zwellen: zwellen (Lommel, ... ), zwĕllen (Lommel) zwellen [ZND 25 (1937)], [ZND m] III-1-2
zwemblaas blaas: bloͅuəs (Lommel) zwemblaas. Hoe noemt men de blaas van een vis, het met lucht gevuld orgaan dat de vis in staat stelt in het water te zweven. [N102 (1998)] III-4-2
zwemmen zwemmen: z(w)Emen (Lommel), zwĕimmen (Lommel), zweͅmən (Lommel), zwɛ̝mən (Lommel) zwemmen [GTRP (1980-1995)], [RND] || Zwemmen. [Willems (1885)] III-3-2
zwemstenen peperkoeken: pē̜pǝrkuʔǝn (Lommel), poreusstenen: pǫrǫsstējǝn (Lommel), zwemstenen: zwemstējǝn (Lommel) Zwemstenen of drijfstenen zijn benamingen voor een zeer lichte kunststeen, vervaardigd uit puimsteengruis (bimszand) en hydraulische kalk. Het gruis wordt daartoe met ongeveer 1/9 van zijn gewicht aan waterkalk dooreengemengd. Dit mengsel wordt in ijzeren vormen geschept, beklopt en, van de vormen ontdaan, op rekken te drogen gezet. Na enige dagen worden de stenen op hopen gezet en na enige maanden zijn zij gereed voor gebruik. Zwemstenen worden hoofdzakelijk voor binnenwerk gebruikt en isoleren dankzij hun grote poreusheid goed warmte en geluid. 'Ytong' en 'Poriso' zijn merknamen. [N 30, 54e] II-9
zwenghout, spoorstok haamhout: hãmhāt (Lommel), hāmhǭ ̞t (Lommel) Het dwarshout waaraan van voren de strengen of trekkettingen van het paard bevestigd zijn en dat van achteren aan een akkerwerktuig (ploeg, eg, e.d.) gekoppeld is. Zie afb. 98. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; JG 2b-4, 3; N 11, 34a; N 11A, 103 + 103e; N 17, 69a add.; L 34, 11 add.; L 49, 26 add.; A 30, 26 add.; G 1, 26 add.; div.; monogr.] I-2
zweren een eed doen op: ik wil er nen eed op doen (Lommel) Ik wil er een (of mijn) eed op doen [ZND 23 (1937)] III-3-1
zweren, etteren etteren: die wònde zal etteren (Lommel), zweren: zwāēren (Lommel) Die wonde zal etteren [ZND 23 (1937)] || zweren, etteren [ZND m] III-1-2