e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q071p plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zijhoutbalkje grab: grap (Diepenbeek) De lat die aan weerszijden van het hoofdbord is aangebracht. De afneembare zijkant van de platte kruiwagen wordt tegen dit balkje vastgezet. Zie ook de lemmata ɛplatte kruiwagenɛ en ɛzijwandenɛ in wld I.13, pag. 89 - 90.' [JG, 1a] II-12
zijkapel zijaltaar: zeialtaar (Diepenbeek) Elk van beide zijkapellen van een kruiskerk. [N 96A (1989)] III-3-3
zijladder ledder: lędǝr (Diepenbeek), leren: liǝrǝ (Diepenbeek) Ladderachtige zijkant van de hooikar. De zijladder bestaat uit een aantal sporten, die twee ladderbomen verbinden. Een gedeelte van dit materiaal werd al behandeld in wld I.3, maar wordt hier volledigheidshalve herhaald en aangevuld. [N 17, 12a + 30b + 40 + 46b + add; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; A 26, 2a; Lu 4, 2a; monogr.] I-13
zijladders van de oude kar ledders: lɛdǝrs (Diepenbeek), leren: liǝrǝ (Diepenbeek) De open ladderachtige constructies aan de zijkanten van de oude hooikar. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s a en b. Het lemma bevat alleen meervouden. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel øhooiŋ zie het lemma ''hooi''.' [N 17, 12a en 30b; A 26, 2a; Lu 4, 2a] I-3
zijn pasen doen pasen houden: poasen hagen (Diepenbeek) De Paascommunie doen [de oeëster hauwe]. [N 96C (1989)] III-3-3
zijpad zijgang: zeigang (Diepenbeek) Elk van beide zijgangen [zijpad?]. [N 96A (1989)] III-3-3
zijspleet in de overrok maal: maal (Diepenbeek) zijspleet in de overrok waarlangs men bij de zak of tas in de onderrok kan komen [snijdersgat, schreursgat, sjeursloak] [N 24 (1964)] III-1-3
zijwand mouw: mǫu̯ (Diepenbeek), mouwen: moǝn (Diepenbeek), mōǝ (Diepenbeek), mouwtjes: (mv)  mǫu̯kǝs (Diepenbeek) Elk van de zijkanten van een kar, wagen of kruiwagenbak. Herhaaldelijk worden in het materiaal speciaal de zijkanten van een hoogkar vermeld, die afgenomen kunnen worden. De zijwanden van de slagkar, die samen met de voorwand een vast geheel vormen, krijgen vaak geen aparte naam. De zijplanken zijn horizontale planken die tegen verticale rongen staan en waarop verhoogsels gezet kunnen worden. De woordtypes kist, mouw, komp en korf, die thans "elk van de twee zijwanden" betekenen, zijn oorspronkelijk termen voor de kar- of wagenbak als geheel. De benamingen voor dit geheel worden behandeld in het lemma bak. De meer specifieke benamingen voor de zijwanden van de kruiwagen worden onder het betreffende lemma behandeld. [N 17, 30a + 40 + 46a + add; N G, 53c + 60 a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2a; JG 2b; JG 2c; A 26, 2b; Lu 4, 2b; monogr.] I-13
zijwortel trekwortels: treͅkwoͅtəls (Diepenbeek) (dwars)wortels van een boom [N 27 (1965)] III-4-3
zilverbrons zilverbrons: zelvǝrbrǫns (Diepenbeek) Zilverkleurig verfpoeder, bestaande uit een legering van tin en zink. [N 67, 10b] II-9