e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L210p plaats=Venray

Overzicht

Gevonden: 6060
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zoethout zoethout: zuutholt (Venray), zuūthaolt (Venray) zoethout [SGV (1914)] III-2-3
zogen, voeden (overg.) de borst geven: baorst gaeve (Venray), de baorst gaeve (Venray), de kleine vatten: de klênne watte (Venray), hebben (het kind): et kiend hebbe (Venray), helpen: et kiend helpe (Venray) borstvoeding geven: Een kind aan de borst voeden (minnen, de mem geven, houden). [N 84 (1981)] || gezoogd worden, aan de borst zijn, gezegd van zuigelingen [lodderen, mem lebben] [N 86 (1981)] III-2-2
zolder hort: Allé de hort òp  hort (Venray), zolder: zoldər (Venray), De koew stòt òp zaolder: de koe geft geen melk meer Enne zaolder ien de bòks hebbe: een laag kruis in de broek hebben  zaolder (Venray) zolder [SGV (1914)] III-2-1
zolen onder de klomp slaan klompen hogen: klōmpǝ hȳǝgǝ (Venray) De zool van de klomp van zoolbeslag voorzien om de levensduur van de klomp te verlengen. Zie ook het volgende lemma. In Venray (L 210) werden ook klompen die deels al een versleten loopvlak hadden van oude stukken leer of rubber voorzien. [N 24, 71, add.; monogr.] II-12
zomen heklatten: heklatten (Venray), zomen: zȳjmǝ (Venray) De drie of vier lange, dunne latten in het hekken die evenwijdig aan de roeden lopen. Zie ook afb. 38. [N O, 2b; A 42A, 64] || Van zomen voorzien. Zie ook het lemma ɛzoomɛ.' [N 59, 65; N 62, 14b; L 8, 127; MW; S 46; monogr.] II-3, II-7
zomerhoning zomerhoning: zōmǝrhoneŋ (Venray) Soort honing die uit de nectar van zomerbloesem is bereid. [N 63, 112a; Ge 37, 130; monogr.] II-6
zomerkleren zomerkleren: zomerklier (Venray), zommer (klieër) (Venray), zommerkleir (Venray), zommerklier (Venray, ... ), zömerklier (Venray) zomerkleren [N 23 (1964)] || Zomerkleren. [DC 62 (1987)] III-1-3
zondagmissaal zondagsmissaal: zongadsmissaal (Venray) Een kerkboek met misgebeden voor de zondagen en feesten van het kerkelijk jaar [zondagsmissaal(tje)?]. [N 96B (1989)] III-3-3
zondagse kleren `s zondagse kleren: `s zondagse klier (Venray), sondagse kliêr (Venray), `s zondagsgerei: `s zöndags grei (Venray), sondagsgrei (Venray), goede kleren: goei klieër (Venray), zondag, de -: zondag (Venray), zondagse kleren: zondagse klier (Venray, ... ), zondagse klīēr (Venray) De kleren die men s zondags draagt. [DC 62 (1987)] || zondagse kleren [t sondagsdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
zondagsziekte bevangen: bǝvaŋǝ (Venray) Een ernstige stofwisselingsstoornis in de spieren van de achterhand van het paard, meestal na een zware werkperiode. De aanleiding tot de ziekte -ook maandagziekte genoemd - is overmatige en dikwijls eenzijdige voeding gedurende een periode van stalrust tijdens het weekeinde, bestaande uit suiker- en zetmeelhoudende stoffen. Gaat het dier weer aan het werk, dan verbrandt de suiker en het melkzuur dat hierbij vrij komt beschadigt de spieren. Na het inspannen vertoont het paard loomheid, een korte stap en laat het hoofd hangen. Specifiek is tevens een onzekere en wijde gang van de achterhand, gepaard met overdadig zweten. Laat men het paard niet meteen rusten, dan zakt het door in het achterstel en laat zich vallen. [A 48A, 1; N 8, 90r; monogr.] I-9