e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

Gevonden: 4871

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
achterbies [wld ii.10, p. 25-26] hinterbies: hingerbiēs (Bleijerheide) Een reep leer, die aan de buitenkant van de schoen, van de hak af naar boven loopt, evenwijdig aan de achillespees en die vaak diende om een eventuele naad te verbergen, b.v. bij derby modellen (achterbies)? Zie tek. 18b [N 60 (1973)] III-1-3
achterblijvers, achtergebleven schoten hinder(ge)bleven schoten: heŋǝrblēǝvǝ šø̜s (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Eisden]) Niet ontplofte ladingen. De woordtypen "versager" (Q 111, Q 112a), "blindgänger" (Q 117a) en "achterblijver" (Q 112a) zijn meervoud. [N 95, 446; N 95, 447; div.] II-5
achtereen, na elkaar achtereen: ateree⁄ (Bleijerheide), hingereen: hingeree⁄ (Bleijerheide) achtereen, na elkaar III-4-4
achtergebleven hooi harken kemmen: kē̜mǝ (Bleijerheide) Wanneer het hooi is binnengehaald werd soms nog eens het hooiland afgeharkt om het achtergebleven hooi te verzamelen. [N14, 122; A 34, 4 add.] I-3
achterhaam hinderhaam: heŋǝrhām (Bleijerheide) Samenstel van riemen dat op het achterwerk van het paard wordt gelegd en dient om de kar achteruit te stoten. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 74; monogr.] I-10
achterhand van het paard hinderhand: heŋǝrhaŋk (Bleijerheide) Het achtergestel van een paard, in tegenstelling met de voorhand of het voorste deel (3.1.3), en het middendeel of de middenhand (3.3.5). [N 8, 13 en 32.9] I-9
achterhout hinderhout: heŋǝrhōts (Bleijerheide) De afstand van de achterkant van het stootbord tot aan de benedenkant van de trappeboom. Het stootbord is de loodrechte plank die tussen twee treden is aangebracht. De stootborden worden tegen de achterzijde van een trede en met hun bovenkant onder tegen de daarop in hoogte volgende trede vastgezet. [N 55, 89b] II-9
achterijzer randmes: raŋkmɛts (Bleijerheide) Een stuk ijzer met een lipje eraan of met een rolletje, bevestigd op een handvat, dat dient om de gleuf tussen hak en overleer te polijsten. Zie afb. 64. [N 60, 151a] II-10
achterknie vars: vēǝš (Bleijerheide) Uitstekend achterpootsgewricht van het paard. Een gedeelte van de termen duidt niet de uit- maar de insprong of knieholte aan. Zie afbeelding 2.40. [JG 1a, 1b, 2c; N 8, 32.1, 32.5, 32.9, 32.10, 32.11 en 32.12] I-9
achterlap hinderlap: heŋǝrlap (Bleijerheide) De achterlap is het stuk leer dat dient als buitenste laag, dus als loopvlak, van de hak. Een hak is opgebouwd uit drie delen, de "omloper", de "onderstukken" en de "achterlap". Zie afb. 51. [N 60, 128c] II-10