e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

Gevonden: 4905

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aardbei aardbeer: eèrbiere (mv.) (Maaseik), ēͅrdbīər (Maaseik), aardbes: aarbees (Maaseik), aardbezie: aarbezie (Maaseik), aardbezie (Maaseik) [DC GV (1935) M] [ZND 19A (1936)]aardbei I-7
aardbeienvlaai aardberenvlaai: ēͅrbirə vlāj (Maaseik), aardbezinvlaai: Syst. Frings  ārbēzii̯əvlāi̯ (Maaseik) Vla met vulling van aardbeien [N 16 (1962)] III-2-3
aarde, grond aarde: ārde (Maaseik) aarde [ZND A1 (1940sq)] III-4-4
aarden aarden: aarde (Maaseik) gewoon worden in b.v. een vreemde streek III-1-4
aarden pot aarden pot: ī̄rdǝn pǫt (Maaseik), ērdǝ pǫt (Maaseik), ēǝrdǝ pǫt (Maaseik), stenen pot: stęjnǝ pǫt (Maaseik), stęjnǝn pǫt (Maaseik) Aarden pot, bleekbruin van kleur. Dorren (Valkenburgs Woordenboek) merkt op pag. 15 over de term baar op: ø̄̄Naar de grootte onderscheidt men één-, twee- en drieschildersbaren, wijl ze gemerkt zijn met één, twee of drie schildjes (reliefstempels), met een inhoud van circa 20, 30 en 40 liter.ø̄̄ De driekroonse pot was een verglaasde pot voor het inmaken van zuurkool, braadworst en bonen. De pot was gemerkt met drie kroontjes en had een inhoud van 20 tot 50 liter. Het woordtype driekronenpot duidt waarschijnlijk een vergelijkbare pot aan. Zie hiervoor ook de toelichting bij het lemma ɛstroopvatɛ in wld II.2, pag. 59.' [N 49, 103b; L 1a-m; L 32, 15a; L 32, 15b; R 3, 5; S 1; monogr.] II-8
aardewerk aardewerk: īrdəwɛrk (Maaseik), īrdəwɛərk (Maaseik) aardewerk (eerdegoed, gleiwerk) [N 20 (zj)] III-2-1
aardrups, larve van de nachtvlinder aardrups: ārtrøps (Maaseik) grauwe aardrups, larve van de nachtvlinder, die in de rusttoestand ligt opgerold in de vorm van de letter C [N 26 (1964)] III-4-2
aars aars: aars (Maaseik, ... ), aarsdarm: aarsderm (Maaseik), gat: gaat (Maaseik), vot: vǫt (Maaseik) [JG 1a, 1b; N 8, 13, 32.9 en 35]aars [ZND 01 (1922)] || aars, darmuitgang [N 10c (1995)] I-9, III-1-1
aarsspleet spleet: spleet (Maaseik) aarsspleet tussen de billen [N 10c (1995)] III-1-1
aas in het kaartspel aas: arten oâs (Maaseik), artən ōs (Maaseik), oas (Maaseik), oes (Maaseik), oès (Maaseik), ōͅs (Maaseik), o van or  harte os (Maaseik) Aas (kaartspel). [ZND 01 (1922)] || Aas: harten aas (in het kaartspel). [ZND 19A (1936)] || Ik heb de vier azen. [ZND 19A (1936)] III-3-2