e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P056p plaats=Stokrooie

Overzicht

Gevonden: 1858

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
angel van bij of wesp angel: angel (Stokrooie) angel, van bij of wesp [ZND 32 (1939)] III-4-2
appelbol appeldrol: appeldrol (Stokrooie) appel in deeg gedraaid en in de oven gebakken [ZND 32 (1939)] III-2-3
appelmoes appelfrats: appelfrats (Stokrooie) appelmoes [ZND 32 (1939)] III-2-3
appelvink appelvink: vdBerg; omgesp.  apəlveŋk (Stokrooie) appelvink (18 grote snavel, kort staartje; grote vogel; zeer schuw; zeldzaam; vreet vruchtenpitten; roep [ptik] [N 09 (1961)] III-4-1
aren lezen oogsten: ustǝ(n) (Stokrooie) Het oprapen en verzamelen van de achtergebleven aren op het veld. Het was vroeger gewoonte de aren die op het pasgemaaide en geoogste veld achterbleven, te laten liggen, zodat behoeftigen deze konden verzamelen. Het was een vorm van armenzorg. [N 15, 35; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 39, 40; Lu 3, 6; R [s], 31; R 3, 68; monogr.; add. uit A 23, 16.2] I-4
arend van de zeis ang: ãŋ (Stokrooie) Het blad van de zeis loopt aan de zijde waar het met de steel verbonden is uit in een smal, vaak extra verstevigd, stukje staal, de arend, dat tegen de steel van de zeis aanligt en door middel van de zeisring daaraan wordt vastgemaakt. Aan het uiteinde is de arend voorzien van een nokje dat in een gat in de steel wordt gestoken of geslagen; soms zijn er twee dergelijke nokjes (vergelijk het woordtype dobbelang). Voor de hoek die de arend met het zeisblad maakt, en het belang hiervan voor een goede "voering" van de zeis, zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. Zie afbeelding 5, nummer 1. [N 18, 68a; JG 1a, 1b; A 4, 28c; A 14, 1; L 20, 28c; L 45, 1; monogr.] I-3
arm arm: ɛrǝm (Stokrooie) Zie de toelichting bij het lemma ɛarm liggenɛ.' [N O, 34j; Vds 193; Jan 198; Coe 169] II-3
armband armband: ermband (Stokrooie) armband (Fr> bracelet) [ZND 32 (1939)] III-1-3
arme mens arme mens: n erme mins (Stokrooie) een arme mens [ZND 32 (1939)] III-3-1
armen van de hoogsels armen: ɛrǝm (Stokrooie) Twee aan de losse hoogsels bevestigde armen die het mogelijk maken, de hoogsels op de sluisdeuren te bevestigen. [Vds 57 add.] II-3