e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L271p plaats=Venlo

Overzicht

Gevonden: 7326

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aanstoot aanstoot: aanstoeët (Venlo), aanstoët (Venlo), ergernis: ergernis (Venlo) Ergernis, aanstoot [aring]. [N 96D (1989)] || Onzedig, onzedigheid. [N 96D (1989)] III-3-3
aanstoot geven ergernis geven: ergernis gaeve (Venlo), geven?: géévə (Venlo) mensen ontstemming of ergernis geven door onzedelijk gedrag [geven] [N 85 (1981)] III-1-4
aanvliegen aanvliegen: ānvlēgǝ (Venlo) Het zich neerzetten van de zwerm, nadat hij enige tijd gezwermd heeft. [N 63, 34a; N 63, 35] II-6
aanvoerslee schuiftafel: sxȳftǭfǝl (Venlo) Het verschuifbare gedeelte van een pennenbank waarop het werkstuk tijdens de bewerking geplaatst is. [N 53, 231b] II-12
aanwassen op de tanden haken: hø̄k (Venlo) Knobbelvormige aanwassen op de tanden. Als de wrijfvlakken van de beneden- en bovenkaak elkaar niet geheel dekken, ontstaan door de ongelijkmatige afslijting scherpe haken op de hoektanden. Zij komen vooral voor vanaf zevenjarige leeftijd en ontwikkelen zich het sterkst als het paard negen jaar oud is. [JG 1b, 1c, 2c; N 8, 91] I-9
aanwezigheid daar zijn: dər zīēn (Venlo) de aanwezigheid, het aanwezig zijn [antwoord] [N 91 (1982)] III-4-4
aanwijzen aanwijzen: aanwieze (Venlo), áánwīēzə (Venlo), wijzen: wieze (Venlo) arm en hand uitstrekken naar iets of in de richting van iets om er de aandacht op te vestigen of om het te tonen [duiden, wijzen] [N 85 (1981)] III-1-4
aanzagen passend zagen: pasǝnt ˲zāgǝ (Venlo) Stukken hout die met elkaar verbonden moeten worden, door zagen passend maken. [N 53, 23d] II-12
aanzetstaal trekstaal: trękstǭl (Venlo) Platte of driekante vijl, waarvan één van de smalle zijden glad is gepolijst. Het aanzetstaal wordt gebruikt om het schraapstaal scherp te maken. In Tegelen (L 270) werd als aanzetstaal een volkomen glad geslepen driekante vijl gebruikt. [N 53, 151b] II-12
aanzetsteen beginsteen: bǝgenstęjn (Venlo) De eerste steen aan elk van de uiteinden van een boog. [N 32, 19c; monogr.] II-9