e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q164a plaats=Widooie

Overzicht

Gevonden: 327

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duivenslag val: vaal (Widooie) Val van een duivenhok. III-3-2
durven dorren: diëuren (Widooie) durven [ZND 25 (1937)] III-1-4
een ei ei: ęi̯ (Widooie) [L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.] I-12
een huis huren huren: huren (Widooie) een huis huren [ZND 27 (1938)] III-2-1
een verkoudheid hebben ik heb een verkoudheid opgelopen of ik heb een kou te pakken. worden er ook uitdrukkingen gebruikt waarin verkouden of verkoudheid ontbreekt, als b.v. ik heb he: ik heb eene ka gepakt (Widooie), ik heb het zitten (Widooie), niet lang meer gaan: Zware kou.  ik goan nie lang meer met (Widooie) Gebruikt men afzonderlijke benamingen voor een zware en lichte verkoudheid? [Lk 05 (1955)] || Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben verkouden [Lk 05 (1955)] III-1-2
ei zonder schaal liesei: li.i̯zē̜. (Widooie) Ei dat alleen door een vlies is omgeven en dat geen schaal heeft. [N 19, 54a; N 7, 11; JG 1b, 1c, 2c; L 5, 80; Vld.; L B2, 366; monogr.] I-12
eten (ww.) eten: iëten (Widooie) eten [ZND 25 (1937)] III-2-3
feest feest: fés (Widooie) Feest. III-3-2
fluit fluit: fleut (Widooie) Fluit. III-3-2
fluiten fluiten: fleu-tê (Widooie) Fluiten. III-3-2