e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L210p plaats=Venray

Overzicht

Gevonden: 6060
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zuigfles fles: de fles (Venray), tutfles: tutfles (Venray) zuigfles; een fles met speen om zuigelingen met melk te voeden [teuter, lots, tutter, teuterfles] [N 86 (1981)] III-2-2
zuinig zuinig: zŭŭnig (Venray) zuinig [SGV (1914)] III-3-1
zuinig zijn knijpen (ww.): kniepe (Venray) van zijn bezit telkens een zo klein mogelijk gedeelte uitgevend om te sparen [zuinig, econoom, civiel, benauwd, kiem] [N 89 (1982)] III-3-1
zure haring rolmops: rolmops (Venray), zure haring: zoeren herring (Venray) rolmops; Hoe noemt U: Een haring in het zuur (rolmops) [N 80 (1980)] III-2-3
zure oprisping zuur: zoer (Venray) Hoe noemt u het zure deel van het maagsap, dat wel eens naar boven komt? [DC 47 (1972)] III-1-2
zuster maagdje: men zegt ook: mie mägje = mijn zuster  mägje (Venray), zuster: zuster (Venray, ... ), gemeenschappelijk woord: "gebruurs  zuster (Venray), neen  zuster (Venray) zuster [haar] [SGV (1914)] || zuster; bestaat er een woord voor broers en zusters samen (Hd. Geschwister?) [DC 05 (1937)] III-2-2
zuurdeeg maken zuren: zūrǝ (Venray) Een restant van het deeg een poos laten "rijpen", totdat het zuurdeeg is geworden en het aldus verkregen zuurdeeg gebruiksklaar maken. [N 29, 23b; S 6; monogr.] II-1
zuurdesem desem: enigszins zuur geworden ofwel zuurgemaakte deeg, te gebruiken als (vervanger van) gist  dissem (Venray), gist: gest (Venray), zuurdeeg: zoērdieëg (Venray), zuurdesem: zoērdissem (Venray) desemen; Hoe noemt U: Zuurdeeg in het beslag voor brood doen, desemen (zuren, mengen, desemen, het zuur zetten) [N 80 (1980)] || zuurdeeg || zuurdesem III-2-3
zuurkool tonnenmoes: tònnemoes (Venray), zuremoes: zoeremoes (Venray), zuurmoes: zoermoes (Venray), zuurmoes (Venray), Mit zoermoes kunde dn terring eweg aete: door zuurkool te eten kan men genezen van tbc  zoermoes (Venray) zuurkool [SGV (1914)], [ZND 08 (1925)] III-2-3
zwaaien wiegen: wiege (Venray), zwaaien: zwaaie (Venray), zwaaje (Venray) zwaaien [SGV (1914)] || Zwaaien: (langzaam) ritmisch heen en weer bewegen, bijv. met de armen (scharrewarren, scharmaaien, zwingelen). [N 84 (1981)] III-1-2