18105 |
zweer |
zweer:
zwaer (L210p Venray),
zwēēr (L210p Venray),
zweren:
zwē̜rǝ (L210p Venray)
|
[N 8, 90b en 90t]Zweer: huidontsteking vaak met ettervorming ten gevolge van een infectie (zweer, zwerage, zwerije). [N 84 (1981)]
I-9, III-1-2
|
18056 |
zweet |
zweet:
zwiejet (L210p Venray)
|
zweet [N 10 (1961)]
III-1-2
|
24452 |
zwemblaas |
blaas:
Veldeke 1979 nr. 1
d’n blaos (L210p Venray),
luchtblaas:
WLD
lucht blaos (L210p Venray),
visblaas:
visblaos (L210p Venray)
|
Hoe noemt u een vliezig zakje in het lichaam van een vis bestemd om lucht te bevatten (ziel, zwam, luchtblaas) [N 83 (1981)] || zwemblaas. Hoe noemt men de blaas van een vis, het met lucht gevuld orgaan dat de vis in staat stelt in het water te zweven. [N102 (1998)]
III-4-2
|
22826 |
zwemmen |
zwemmen:
zwemme (L210p Venray, ...
L210p Venray,
L210p Venray),
zwɛmə (L210p Venray)
|
zwemmen [RND], [SGV (1914)] || Zwemmen. [DC 38 (1964)]
III-3-2
|
30102 |
zwemstenen |
zwemstenen:
zwę ̞mstiǝn (L210p Venray)
|
Zwemstenen of drijfstenen zijn benamingen voor een zeer lichte kunststeen, vervaardigd uit puimsteengruis (bimszand) en hydraulische kalk. Het gruis wordt daartoe met ongeveer 1/9 van zijn gewicht aan waterkalk dooreengemengd. Dit mengsel wordt in ijzeren vormen geschept, beklopt en, van de vormen ontdaan, op rekken te drogen gezet. Na enige dagen worden de stenen op hopen gezet en na enige maanden zijn zij gereed voor gebruik. Zwemstenen worden hoofdzakelijk voor binnenwerk gebruikt en isoleren dankzij hun grote poreusheid goed warmte en geluid. 'Ytong' en 'Poriso' zijn merknamen. [N 30, 54e]
II-9
|
32841 |
zwenghout, spoorstok |
eghaamsknuppel:
ęgǝlsknøpǝl (L210p Venray)
|
Het dwarshout waaraan van voren de strengen of trekkettingen van het paard bevestigd zijn en dat van achteren aan een akkerwerktuig (ploeg, eg, e.d.) gekoppeld is. Zie afb. 98. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; JG 2b-4, 3; N 11, 34a; N 11A, 103 + 103e; N 17, 69a add.; L 34, 11 add.; L 49, 26 add.; A 30, 26 add.; G 1, 26 add.; div.; monogr.]
I-2
|
18045 |
zweren, etteren |
etteren:
ettere (L210p Venray),
zweren:
zwêre (L210p Venray)
|
etteren [SGV (1914)] || zweren (etteren) [SGV (1914)]
III-1-2
|
28506 |
zwerm |
zwerm:
zwɛrǝm (L210p Venray),
zwɛ̄rm (L210p Venray)
|
Het geheel van bijen met koningin dat de korf of kast verlaat. Een zwerm bestaat doorgaans uit een koningin, 10- tot 20-duizend werkbijen en een paar honderd darren. Zij zullen een nieuwe woning gaan zoeken. [N 63, 29d; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 100; A 9, 6; monogr.]
II-6
|
24292 |
zwerm vogels |
klocht:
klòcht (L210p Venray),
troep:
trop (L210p Venray),
vlucht:
vlucht (L210p Venray),
zwerm:
zwaerm (L210p Venray),
zwèrm (L210p Venray)
|
groep bijeenhorende vogels (vlucht, klamp, krooi) [N 83 (1981)] || zwerm duiven
III-4-1
|
28489 |
zwermcel |
zwermdop:
zwęrmdop (L210p Venray)
|
Koninginnecel of moerdop die in de zwermtijd wordt bijgebouwd. De zwermcel heeft een dikke, ronde bodem. [N 63, 26c; N 63, 26b; N 63, 24c]
II-6
|