e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

Gevonden: 6886
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zulaks, zwilaks zwilaks: šwęlaks (Heerlen) De lange, houweelvormige beitel, aan beide uiteinden geslepen en met een handgreep in het midden, die wordt gebruikt voor het uitsteken van spaakgaten in de naaf. Zie ook afb. 184. [N G, 29; monogr.] II-12
zult, preskop preskop: preskop (Heerlen) preskop III-2-3
zure haring rolmops: rolmops (Heerlen), accent egue op o van rol  rōlmops (Heerlen), zure haring: zōērə hîêring (Heerlen) rolmops; Hoe noemt U: Een haring in het zuur (rolmops) [N 80 (1980)] III-2-3
zure oprisping zuur: ich han t zoer (Heerlen), t zoer (Heerlen), t zoer haan (Heerlen), zuurbranden, het -: zoerbrenne (Heerlen) oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] || oprisping, een zure oprisping [de vuilen opbot, zooj, zuur] [N 10a (1961)] III-1-2
zuring (alg.) surelle (fr.): Eng. sorrel. Hgd. Sauerampfer  soerèl (Heerlen) zuring III-4-3
zuster zuster: zuster (Heerlen, ... ), neen  zuster (Heerlen, ... ) zuster [haar] [SGV (1914)] || zuster; bestaat er een woord voor broers en zusters samen (Hd. Geschwister?) [DC 05 (1937)] || zuster; mijn - is achttien, mijn zuster twintig jaar; < 6 jaar [DC 12a (1943)] III-2-2
zuur zuur: zoer (Heerlen) zuur III-2-3
zuur oprispen het zuur hebben: ich han t zoer (Heerlen), t zoer haan (Heerlen) oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] || oprisping, een zure oprisping [de vuilen opbot, zooj, zuur] [N 10a (1961)] III-1-2
zuurdeeg deegsem: dēxsǝm (Heerlen), zuurdeeg: zurdēx (Heerlen), zuurdesem: zurdēsǝm (Heerlen) Door gisting verzuurd deeg, gebruikt als rijsmiddel om nieuw brood te maken. Het is overschot van het deeg dat de vorige keer is gebakken. Met zuurdeeg wordt roggebrood gebakken, terwijl voor witbrood brouwersgist wordt gebruikt. Het zuurdeeg wordt in een bepaalde vorm, meestal broodvorm, gekneed en aan de bovenkant van een gaatje voorzien waarin een handvol zout wordt gedaan. Ook maakt men met de vinger wel eens een kruisje waarop men dan zout strooit. Tot de volgende bakdag wordt het zuurdeeg in de baktrog of in een doek of pot of in de kelder bewaard. Voor het gebruik wordt de droge korst van het zuurdeeg afgesneden en de rest in warm water gebrokkeld en geweekt (Weyns blz. 45). [N 29, 23a; N 16, 75; N 29, 23b; L 1a-m; L 2, 21b; LB 2, 236; OB 2, 4; OB 2, 6; JG 1b add.; S 6; S 6 add.; monogr.] II-1
zuurdeeg maken aanzetten: āzɛtǝ (Heerlen), deegsemen: dēxsǝmǝ (Heerlen) Een restant van het deeg een poos laten "rijpen", totdat het zuurdeeg is geworden en het aldus verkregen zuurdeeg gebruiksklaar maken. [N 29, 23b; S 6; monogr.] II-1