e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q086p plaats=Eigenbilzen

Overzicht

Gevonden: 4312

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
achterwand hoofdbred: hęi̯brōǝr (Eigenbilzen) De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enqu√™te opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.] I-13
achterwiel van een fiets achterrad: aterroad (Eigenbilzen) het achterwiel van een fiets [riks] [N 90 (1982)] III-3-1
acoliet acoliet: akoliet (Eigenbilzen) Een acoliet, een oudere misdienaar. [N 96B (1989)] III-3-3
adamsappel keelknop: kèèlknòòp (Eigenbilzen), strot: strwöt (Eigenbilzen) adamsappel [N 10 (1961)] III-1-1
adder slang: slang (Eigenbilzen) Hoe noemt u een slang met een verlengde hals, een korte gedrongen romp en een korte staart. De snuit heeft een vlakke bovenkant. Het schubbenkleed is zwart of donkergrijs met een zigzagstreep over de rug en een X-teken op de kop. Zijn lengte is tot 70cm ( [N 83 (1981)] III-4-2
ademen ademen: ich kos ni ojəmən (Eigenbilzen) Ik kon niet ademen [ZND 19 (1936)] III-1-1
ader ader: de ojers van zənə vjérkop (Eigenbilzen), m`n ojer wəpəsnijen (Eigenbilzen) de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)] || een ader opensnijden [ZND 19 (1936)] III-1-1
advent kersttijd: ???  kjosteed (Eigenbilzen) De tijd van vier zondagen voor Kerstmis (Advent, kleine vasten). [N 96C (1989)] III-3-3
afdakje boven de poort kap: kap (Eigenbilzen) Het kleine afdakje dat op een muur is geconstrueerd boven de poort. [N 4A, 43b] I-6
afdingen afbieden: aafbieën (Eigenbilzen), afpingelen: aafpingelen (Eigenbilzen) loven en bieden, de waren aanprijzen [koopman] en er een prijs voor bieden (koper) [handelen] [N 89 (1982)] || proberen minder te moeten betalen dan de gevraagde prijs [afdingen, afpingelen, afpekelen, penkeren, prengelen, pingelen] [N 89 (1982)] III-3-1