e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q021p plaats=Geleen

Overzicht

Gevonden: 5298

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aars lok: laok (Geleen) aars, darmuitgang [N 10c (1995)] III-1-1
aarsspleet reet: reet (Geleen) aarsspleet tussen de billen [N 10c (1995)] III-1-1
aartsbisschop aartsbisschop: aartsbössjep (Geleen) Een aartsbisschop [ärtsbiskop]. [N 96D (1989)] III-3-3
aartsengel aartsengel: aardsèngel (Geleen) Een aartsengel (zoals Gabriël, Michaël, Rafaël). [N 96D (1989)] III-3-3
aarzelen niet durven: neet durve (Geleen), schouderrompen: sjoerompe (Geleen), twijfelen: twiefele (Geleen) aarzelen [SGV (1914)] || bang om iets te doen, niet durven doen [aarzelen, twijfelen, tukken, treuzelen, teutelen, draaien] [N 85 (1981)] III-1-4
aas in het kaartspel aas: aos (Geleen), oas (Geleen) En hoe [noemt u van het kaarspel] de [verschillende] plaatjes? - I. Aas. [DC 52 (1977)] III-3-2
abrikoos appelkouw: applekouw (Geleen) I-7
absolutie absolutie (<fr.): abseluusje (Geleen) Absolutie [abseloetsioeën]. [N 96D (1989)] III-3-3
abt overste: ëüvesjte (Geleen) Een overste in een klooster, abt [euverste, opperste]. [N 96D (1989)] III-3-3
accijns accijns (<lat.): accijns (Geleen) de belasting op etenswaren [accijns] [N 90 (1982)] III-3-1