e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L294p plaats=Neer

Overzicht

Gevonden: 3561

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
afgetrokken zeug afgezoken zeug: af˲gǝzǭkǝ [zeug] (Neer) Een door het veelvuldig zogen vermagerde zeug. In vraag N 19, 22 werd gevraagd naar "een zeug die vermagerd is door ...", dus naar een zelfstandig begrip. In dit lemma is de nadruk gelegd op de eigenschap "vermagerd" en is het zelfstandig naamwoord zeug niet gedocumenteerd. Voor de documentatie van de verschillende woordtypen voor "zeug" en de bijbehorende dialectvarianten zie het lemma ''zeug'' (1.2.5). [N 19, 22; monogr.] I-12
afhangend gezwel bof: bof ? (Neer) gezwel, Een afhangend ~. [N 84 (1981)] III-1-2
afhangend kuifje (bij kortgeknipt haar) pony: ponnie (Neer) haar, kortgeknipt ~ met alleen van voor een afhangend kuifje [ponnie, tuil] [N 10 (1961)] III-1-1
afkalven afschoren: aafsjoore (Neer) afkalven, stuksgewijs afschuiven en instorten gezegd van oevers, slootkanten enz [inkalven, inkavelen, inkelderen] [N 81 (1980)] III-4-4
afkoken kort: kort (Neer) Hoe noemt U: Met (in) weinig water gekookt, gezegd van groenten (kort) [N 80 (1980)] III-2-3
afkomen, wegvliegen zwermen: zwermen (Neer) Het wegvliegen van een zwerm. Op een zonnige dag, meestal tussen 11 en 14 uur, gaan duizenden en duizenden werkbijen, vergezeld van honderden darren en met de oude moer in hun midden, zwermen. [N 63, 31b] II-6
afkomst komaf: onger eine naam/noemer".  komaaf (Neer) afkomst, afstamming; bloedverwantschap in neerdalende lijn [komaf, tuk, afkomst] [N 87 (1981)] III-2-2
afleggen afleggen: āflęqǝ (Neer) De term "afleggen" is oorspronkelijk afkomstig van het graan maaien met de zeis: de gemaaide halmen vallen dan tegen de nog staande aan en moeten eerst "afgelegd" worden (door de "aflegger"), voordat de maaier een nieuwe baan kan aanzetten. De aflegger doet dit doorgaans met de handen, soms met een sikkel of een pikhaak, en "stuikt" daarbij een hoeveelheid halmen voor een schoof tegen de grond en bindt deze dan, provisorisch, af. De aflegger gebruikt daarbij vaak overmouwen om zich tegen de stekende halmen te beschermen. Later is de term overgenomen bij het maaien met de maaimachine; daar wordt ook "afgelegd", hetzij door de voerman zelf die met een pedaal een hoeveelheid halmen afzondert, hetzij eveneens door een aparte "aflegger". Dit "alleen achter de maaimachine" wordt uitdrukkelijk vermeld in L 164, 268 en L 320a. Vandaar is het verspreidingsgebied hier groter dan het gebruik van de graanzeis in de kaart "graan maaien met de zicht en de zeis". Bij het pikken vormt de zichter zelf de schoven, of de pikkelingen, door de zojuist afgesneden halmen "af te trekken", zie de toelichting bij het lemma ''aftrekken'' (4.2.5). [N 15, 15d en16h; N J, 3b; JG 1a, 1b, 1c; monogr.] I-4
afleggen van een dode afleggen: aaflekke (Neer), op de schoof leggen: (vroeger: op stroo lekke).  op de sjouf lekke (Neer) een lijk reinigen en met het doodsgewaad bekleden, meestal tevens van het bed afnemen [afleggen, lijken, ontwaden] [N 87 (1981)] III-2-2
aflegger aflegger: āflęgǝr (Neer) Kunstzwerm bij het kastimkeren. Een deel van een bijenvolk wordt genomen en voorzien van eitjes. De bijen kweken hieruit een nieuwe koningin. Zo ontstaat een zelfstandig nieuw volk. [N 63, 92c; Ge 37, 118] II-6