e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L286p plaats=Hamont

Overzicht

Gevonden: 4263

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
achternaafband domring: dǫmreŋ (Hamont) De ijzeren band om het achtereinde van de naaf, aan de kant van de wagen. De achternaafband is doorgaans smaller dan de muilband. Zie ook afb. 214. [N G, 43d; N 17, 60b; Vld.] II-11
achterploeg achterploeg: ãxtǝr[ploeg] (Hamont) Het achterste deel van een rad- of karploeg, dat de ploegboom, het ploeglichaam en de staart omvat. [N 11, 31.II.1; N 11A, 100b] I-1
achteruit hup-terug: høp trȳx (Hamont), terug: trȳx (Hamont), terug-hup: trȳx˱ øp (Hamont) Voermansroep om het paard achteruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95l en 96; L B 2, 254; L 36, 81b; monogr.] I-10
achteruitgaan achteruitgaan: achteroetgoan (Hamont), achtərūītgōn (Hamont) achteruitgaan, wijken, deinzen [ZND 33 (1940)] III-1-2
achteruittrappen slaan: slǭǝn (Hamont) Met één of beide achterpoten achterwaarts trappen. [JG 1a; N 8, 70a en 72] I-9
achterwand achterste bred: ɛrstǝ brēt (Hamont), bred: brēt (Hamont), schot: sxǫt (Hamont), schut: sxøt (Hamont) De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enqu√™te opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.] I-13
achterwerk kont: kont (Hamont), kōnt (Hamont) deel van het lichaam waar de bovenbenen tezamen komen [mik, fliermik] [N 10 (1961)] III-1-1
adamsappel adamsappel: ādamzapəl (Hamont, ... ) adamsappel [N 10 (1961)] III-1-1
adem asem: oͅsəm (Hamont) adem [ZND 01u (1924)] III-1-1
ademen asemen: ech kos neͅ øsəmən (Hamont), ich kom nemmer əssəmən (Hamont), øsəmə (Hamont) ademen [ZND 01u (1924)] || Ik kon niet ademen [ZND 19 (1936)] III-1-1