e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L371a plaats=Geistingen

Overzicht

Gevonden: 2251

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
afrastering van wei tuin: tūn (Geistingen) Kunstmatige omheining, doorgaans een afrastering van met draad verbonden palen. [N 14, 62; S 11; Gwn 16, 11; A 25, 8; N 11, 8 add.; monogr.] I-8
afrikaantje stinkertje: -  stinkərkə (Geistingen) Afrikaantje (tagetes patula). De bladeren zijn samengesteld en tevens ovaal. De bloemkorfjes staan op zeer verdikte stelen. Het zijn lage plantjes, welke vaak gebruikt worden voor randen en mozaïek-perken. De bloemen zijn donkergeel, meest met bruin gekle [DC 60a (1985)] III-2-1
afstandblikje afstandblikje: afstandblikje (Geistingen) Blikje dat op de lange oren van de ramen wordt geschoven. Het dient ervoor om deze ramen op een bepaalde afstand van elkaar te houden. Het gewone afstandblikje heeft een breedte van 37 mm. De afstandblikjes worden op in de broed- en honingkamer gemonteerde draaglijsten gehangen. [N 63, 10m] II-6
afsteker afsteker: āfstē̜kǝr (Geistingen) Bij het bergen van de oogst in de schuur zijn altijd twee, soms ook drie personen betrokken. De afsteker (dit lemma) werpt de schoven van de oogstkar naar beneden; de tasser (lemma ''tasser in de schuur'', 5.1.13) tast de schoven op in het schuurvak. Als de afstand tussen de afsteker en de tasser te groot is geworden wanneer men al hoog is gevorderd op de tas, worden de schoven door een derde persoon (lemma ''bijgooier'', 5.1.14) doorgegeven. Dit lemma bevat de benamingen voor degene die de schoven van de kar af aanreikt aan degene die stapelt, of eventueel aan de tussenpersoon. Normaal gesproken is dit een neergaande beweging (af-). Sommige opgaven bevatten het voorvoegsel op-; hierbij moet wel gedacht worden aan een hoger dan de wagen gelegen graanstapel. [N 15, 47; monogr.] I-4
afwasteil, afwasbak baar: baar (Geistingen) de kom, bak of emmer, waarin de teljoren, schotels, enz. worden afgewassen [ZND 02 (1923)] III-2-1
agnus dei agnus dei: agnus dei (Geistingen) Het (vaste) misgezang dat na het Onze Vader wordt gezongen, het Agnus Dei. [N 96B (1989)] III-3-3
akelei akelei: (-)  akelei (Geistingen) akelei [DC 60a (1985)] III-4-3
akkerwinde winde: wenj (Geistingen), -  wînj (Geistingen) akkerwinde [DC 60a (1985)] || Convolvulus arvensis L. Zeer algemeen voorkomend over de grond kruipend onkruid op bouwlanden en wegbermen met een tot 1 meter lange stengel en hart- tot pijlvormige blaadjes. De klokvormige bloempjes zijn lichtroze of wit met roze strepen. De plant bloeit van juni tot september en is meer bekend onder de naam pispotjes. Bij de naamgeving wordt vaak geen onderscheid gemaakt of vindt verwisseling plaats met de grotere, klimmende haagwinde (lemma Haagwinde). In dit lemma zijn uitsluitend die benamingen verwerkt die specifiek de akkerwinde benoemen. Zie Brok 1991. [A 17, 6b; A 60A, 93; L 17, 6; S 11; monogr.] I-5, III-4-3
akte akte: akte (Geistingen) Een oefening/akte/akt van geloof, hoop, liefde, berouw [üboeng]. [N 96B (1989)] III-3-3
allerheiligen allerheiligen: allerheilige (Geistingen) 1 november Allerheiligen [allerhillieje]. [N 96C (1989)] III-3-3