e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q019p plaats=Beek

Overzicht

Gevonden: 2562

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
as as: as (Beek) In l 432 werden de zeilen en windborden slechts verwijderd bij bijzonder zware storm. Een aantal woordtypen komt ook voor in het lemma ɛzonder zeilenɛ.' [N O, 10a; A 42A, 3; Sche 37; monogr.] II-3
asblok asblok: as˱blǫk (Beek) Het als ashouder of als as fungerende houten blok waaraan de wielen van de voorploeg bevestigd zijn. [N 11, 31.I.a; N 11A, 97a] I-1
aswiel groot rad: grū ̞ǫt rāt (Beek) Het grote kamwiel aan de molenas van de windmolen dat tot taak heeft de draaiende beweging van de as over te brengen op het spijlenrad. Zie ook afb. 49 en 64.2. Het is een wiel waarvan de tanden haaks of met een hoek van 45o op het vlak van het rad staan. Wanneer de molen niet voorzien is van een apart aswiel voor de reminrichting is rond het aswiel de zgn. vang bevestigd. Zie ook het lemma ɛgroot kamradɛ. Het betreft daar materiaal met betrekking tot het vergelijkbare kamwiel in watermolens.' [N O, 11a; A 42A, 8; Sche 38; monogr.] II-3
aureool stralenkrans: straele krans (Beek) De gouden lichtkrans of -kring boven om het hoofd van een heiligenbeeld [aureool, nimbus?]. [N 96A (1989)] III-3-3
auto auto: p. 6: Een tegenstelling tussen Nederlands-Limburg en Belgisch-Limburg.  auto (ōto of oͅuto) (Beek) auto III-3-1
autoped autoped: p. 6: Een tegenstelling tussen Nederlands-Limburg en Belgisch-Limburg.  autoped (Beek) Autoped. III-3-2
avegaar eber: hē̜bǝr (Beek) Grote handboor met schroef- of lepelvormig uitlopend boorijzer dat met een dwarsstang wordt rondgedraaid en dient om zeer diepe en/of wijde gaten te boren. Zie ook afb. 79 en 80. De avegaar wordt door verschillende houtbewerkers gebruikt. De wagenmaker boort er onder meer de naven van karwielen mee uit, terwijl de klompenmaker de avegaar gebruikt om er aan de binnenkant van klompen hout mee weg te halen. Dit lemma bevat alleen algemene benamingen voor de avegaar (onder A), de schroefavegaar (onder B) en de lepelavegaar (onder C). Specifieke uitvoeringen van de avegaar zoals die bijvoorbeeld door de kuiper, de klompenmaker en de wagenmaker worden gebruikt, worden behandeld in de paragrafen over de terminologie van deze beroepen. Vgl. voor het woordtype never, dat werd opgegeven door respondenten uit Swalmen, Geulle en Valkenburg (L 331, Q 18, Q 101) ook het Limburgs Idioticon, pag. 176, s.v. never, ø̄Kruisboor. Geh. Kempenlandø̄ en voor het woordtype borendrouw uit Eupen (Q 284) RhWb (I), kol. 1437, s.v. Drau, ø̄das Gestell am Handbohrer, das den eingesetzten Bohrer dreht, Bohrwinde Drehbügelø̄. Met de lepelavegaar werken werd in Hasselt (Q 2) uitbuikeren (ø̜̄ǝt˱bø̜̄.kǝrǝ) genoemd. [N G, 32a; N 53, 167a-c; L 32, 35; A 32, 8; monogr.] II-12
avondmaal avondbrood: vroeger In Krawinkel: aomraot  aombròòd (Beek), avondeten: aovend ééte (Beek), aovondète (Beek), avondseten: aovesjaeten (Beek), boteren: bóttere (Beek), koffiedrinken, het -: 18 uur  koffie drenke (Beek) de laatste maaltijd van de dag (verschil tussen zomer en winter [N 06 (1960)] || maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: avond [ZND 18G (1935)] III-2-3
azijn azijn: azien (Beek), áázien (Beek), eedje: aetje (Beek), éétje (Beek) azijn [DC 35 (1963)] || azijn; Hoe noemt U: De zure vloeistof bestaande uit azijnzuur en water, die o.a. gebruikt wordt bij het bereiden en conserveren van spijzen (azijn, arzijn, eek) [N 80 (1980)] III-2-3
baaien onderrok baaien onderrok: baaje óngerrok (Beek) onderrok, dikke baaien ~ [N 24 (1964)] III-1-3