e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P121a plaats=Herten

Overzicht

Gevonden: 106

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klauteren kledderen: kledderen (Herten) Op een boom klauteren [ZND 27 (1938)] III-1-2
kletswijf babbelwijf: ə babbelwijf (Herten), zeurtrien: soms  zeuertrien (Herten) Hoe heet een vrouw die veel babbelt [ZND 27 1938)] III-3-1
koe koe: køi̯ (Herten), (Herten) Volwassen vrouwelijk rund, in de regel een rund dat één of meerdere keren gekalfd heeft. Zie afbeelding 5. Op de kaart is het woordtype koe niet opgenomen. [JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 11; Gwn V, 2a; L 1a-m; L 4, 37; L 5, 27b; L 7, 61b; L 14, 26 en 88; L 20, 11; L 27, 5 en 57; L 29, 44; L 38, 44; L 40, 21b; L 44, 16, 21a en 39; R 12, 29; R (s] I-11
koewachter, veeknecht vatsji: vatši (Herten) De zweitser is de boerenknecht die, vooral op grote boerderijen met minstens 10 koeien (L 246), speciaal belast is met het melken en de verzorging van het rundvee. Wanneer het bedrijf voor zo''n speciale knecht te klein is wordt de zorg voor de koeien toevertrouwd aan een koewachter (koeherd, koejong; in het zuiden koeter, vatsji), meestal een aankomende knecht, pas van school, die de beesten meeneemt naar de wegbermen om ze daar te laten grazen. Van een koeter en vatsji in West-Haspengouw wordt ook gezegd dat hij (of zij) ook karweitjes in huis verricht, bijvoorbeeld in de keuken; vergelijk Kruijsen (1990) en het lemma "(hard) werken op de boerderij" (1.3.10). Bij koeherd in Q 6 wordt aangetekend: "hij kreeg alleen de kost en de klompen als loon". Voor de fonetische documentatie van het woord (knecht) zie het lemma "knecht algemeen" (1.3.12). [N M, 1b; JG 1b, 2c; A 48, 18b; L 26, 32b; monogr.] I-6
kussensloop fluwijn: fləweͅi̯n (Herten) kussensloop [ZND 27 (1938)] III-2-1
laten laten: loeəten (Herten) laten [ZND 25 (1937)] III-1-2
liegen liegen: liegen (Herten) liegen [ZND 25 (1937)] III-3-1
liggen liggen: liggen (Herten) liggen [ZND 25 (1937)] III-1-2
lopen lopen: loəpe (Herten) lopen [ZND 25 (1937)] III-1-2
mannelijke kat, kater kater: koiter (Herten) mannelijke kat [ZND 27 (1938)] III-2-1