e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q187a plaats=Heugem

Overzicht

Gevonden: 1828

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
baktrog moelde: muljǝ (Heugem) De kuip waarin de eerste bewerking van het deeg plaatsvindt. "In zijn eenvoudigste gedaante is het een rechthoekige, langwerpige bak, de bodem smaller dan de bovenopening" (Weyns blz. 28). De baktrog is ofwel van eik ofwel van wit hout vervaardigd. Sommige troggen hebben onderaan een schuif om zuurdeeg en zeef in te leggen (Weyns blz. 29). Als hij klein is en goed hanteerbaar, wordt de trog niet noodzakelijk op een vaste voet gezet. Is hij heel groot dan kan hij op een paar lage houtblokken worden gelegd. Meestal is hij geplaatst tussen twee steunen in de vorm van een letter H, waarvan de naar buiten uitwijkende bovenste benen de bak omvatten (Weyns blz. 28). In dit lemma zijn ook benamingen die de boer voor zijn baktrog heeft, opgenomen: Zie afb. 17. [(N 29, 20a; N 29, 18a; N 18, add.; N 5A(I), add.; S 2; R 3, 50; L 1a-m; L 16, 8; L 19A, 21; L 48, 23; A 26, 10; Lu 4, 10; Lu 2, 23; monogr.; LB 2, 237)] II-1
baktrog waarin bloem bewaard wordt moelje: muljǝ (Heugem) Voor het opslaan van de bloem maakt men ook wel gebruik van de baktrog. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''baktrog''. De bloem dient bewaard te worden op een koele, droge en luchtige plaats. De beste temperatuur waarbij de bloem bewaard kan worden, is 15¬∞C (Schoep blz. 35). [N 29, 17] II-1
bal gehakt frikadel: frikkedel (Heugem) Bal gehakt (frikkedel?) [N 16 (1962)] III-2-3
balkenbrij balkenbrij: balkebrij (Heugem) Balkenbrij (bombaalie?) [N 16 (1962)] III-2-3
banden pezen: pɛi̯zǝ (Heugem) Een duidelijk zichtbare spierbundel even boven het begin van de staart aan weerskanten van het staartbeen, die zich ontspant wanneer de koe moet kalven. [N 3A, 111a] I-11
bangerik bangerik: bangerik (Heugem), schijthuis: e schiethoe‧s (Heugem), en schiethoos (Heugem), schie:thoe‧s (Heugem) bangerik [schiethoes] [N 07 (1961)] III-1-4
bankbiljet briefje: breefke (Heugem, ... ) bankbiljet, banknoot, een ~ [briefke?] [N 21 (1963)] III-3-1
barbeel berp: Endepols  berreb (Heugem) Hoe noemt u de barbeel: een zoetwatervis. De buikvinnen staan ver achter de borstvinnen, ter hoogte van de rugvin. Het lichaam is lang en slank en de staartvin is diep ingesneden. De bek heeft geen tanden, wel dikke lippen, waarvan de bovenste lange baard [N 83 (1981)] III-4-2
basiliek basiliek (<lat.): basiliek (Heugem) Een basiliek. [N 96A (1989)] III-3-3
bebroed bevrucht ei verbroed (bijvgl. nmw.): vǝrbrø̄i̯t (Heugem) [N 19, 54c] I-12