e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L244a plaats=Veulen

Overzicht

Gevonden: 970

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
beurs, overrijp buikziek: buk˃zīk (Veulen) beurs, overrijp III-2-3
bevelen bevelen: bevaele (Veulen) bevelen III-1-4
bezem keerbezem: kaerbessem (Veulen) (veeg)bezem III-2-1
bier poeliepalie: poeliepalie (Veulen) vloeibare drank m.n. bier III-2-3
bierpap bierpap: biērpáp (Veulen) pap, waaronder een scheut bier verwerkt is III-2-3
biggen werpen baggen: bagǝ (Veulen) Biggen ter wereld brengen. [N 19, 13; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; N C, add.] I-12
biggenmand baggenkaar: bagǝkār (Veulen), bágǝkār (Veulen), baggenkorf: bagǝkø̜rf (Veulen) Langwerpige gevlochten mand waarin men biggen naar de markt vervoert. Niet alle woordtypen duiden op een gevlochten mand. Een kurrenbak en een krat wijzen op een bak van planken gemaakt. [N 19, 29; monogr.] || Ronde of ovale mand om biggen in te vervoeren. In Neeritter (L 321) had de mand een doorsnee van 1 meter. Zie ook het lemma ɛbiggenmandɛ in wld I.12, pag. 39. Het materiaal uit dit lemma vormt een aanvulling daarop.' [N 20, 50; N 40, 102; monogr.] I-12, II-12
bijdehante vrouw; bijdehand handig: héndeg (Veulen) bijdehand, pienter, handig III-1-4
bijenkorf bijenkaar: bējǝkār (Veulen), bijenkorf: bējǝkø̜̄rǝf (Veulen) Korf waar een imker bijen in houdt. Zie ook het lemma ɛbijenkorfɛ in wld II.6, pag. 9-11. Het materiaal uit dit lemma vormt een aanvulling daarop.' [N 40, 102; monogr.] II-12
bijkeuken, achterkeuken achterkeuken: echterkeuke (Veulen), goot: goot (Veulen, ... ), stort: stort (Veulen, ... ) achterkeuken || bijkeuken || soort achterkeuken III-2-1