e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q001p plaats=Zonhoven

Overzicht

Gevonden: 5466

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aas in het kaartspel aas: aoës (Zonhoven), aəs (Zonhoven), a͂wezn (Zonhoven), hart āwəs (Zonhoven), rowətən ōͅs (Zonhoven), schoppən aos (Zonhoven, ... ), half open o met umlaut  öəs (Zonhoven) Aas (kaartspel). [ZND 01 (1922)] || Aas1: De één in het kaartspel. || Aas: 1. In kaartspel. || Aas: harten aas (in het kaartspel). [ZND 19A (1936)] || Aas: ruiten aas (kaartspel). [ZND 06 (1924)] || Aas: schoppen aas (kaartspel). [ZND 06 (1924)] || Ik heb de vier azen. [ZND 19A (1936)] || Schoppen: schoppen aas (kaartspel). [ZND 06 (1924)] III-3-2
abrikoos abrikoos: abrəkooəs (Zonhoven) I-7
absolutie absolutie (<fr.): absolussen (Zonhoven) Absolutie [abseloetsioeën]. [N 96D (1989)] III-3-3
abuis abuis: abūūsj (Zonhoven), die hed` abys (Zonhoven), ook materiaal znd 19a,6  aby’s (Zonhoven), die hed’abys (Zonhoven), mis: da`s mis (Zonhoven), das mes (Zonhoven), die zēd mēs (Zonhoven), ook materiaal znd 19a,6  di zed mès (Zonhoven), die zēəd mēͅs (Zonhoven) abuis [ZND 01 (1922)] || Dat is mis. [ZND 38 (1942)] || Ge zijt abuis (= ge vergist u). [ZND 19 (1936)] || vergissing, misvatting III-1-4
achterbies [wld ii.10, p. 25-26] achterbies: achterbies (Zonhoven) Een reep leer, die aan de buitenkant van de schoen, van de hak af naar boven loopt, evenwijdig aan de achillespees en die vaak diende om een eventuele naad te verbergen, b.v. bij derby modellen (achterbies)? Zie tek. 18b [N 60 (1973)] III-1-3
achterblijver achterblijvertje: axtǝrblęi̯vǝrkǝ (Zonhoven) Big die achterblijft in groei. [N 76, 49] I-12
achterdocht achterdenken: ook materiaal van vr.lijst 32, vr. 44  axtərdɛŋkən (Zonhoven) achterdocht [ZND 01 (1922)] III-1-4
achtereen, na elkaar achtereen: Vb. áchterȉ.ë(n) ès er ter aoën óp zennen tuf (een dezer dagen verongelukt hij nog op zijn motorfiets).  áchterīē.ë(n) (Zonhoven), achtereenaf: Vb. den dòkt؉ër bezócht zn zikken áchterȉ.ënao.f ènne zaoël (de dokter bezocht zijn patiënten één voor één in de ziekenzaal).  áchterīē.ënao.f (Zonhoven) achtereen, na elkaar III-4-4
achterhaam achterhaam: axtǝrhǭm (Zonhoven), kontlap: kontlap (Zonhoven) Samenstel van riemen dat op het achterwerk van het paard wordt gelegd en dient om de kar achteruit te stoten. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 74; monogr.] I-10
achterknie hak: hak (Zonhoven) Uitstekend achterpootsgewricht van het paard. Een gedeelte van de termen duidt niet de uit- maar de insprong of knieholte aan. Zie afbeelding 2.40. [JG 1a, 1b, 2c; N 8, 32.1, 32.5, 32.9, 32.10, 32.11 en 32.12] I-9