e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

Gevonden: 6145

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aardappelziekten aardappelenkrankheid: ɛrpǝlǝkrankhęi̯t (Roermond) Door de intensieve cultuur van aardappelen en omdat men de pootaardappelen won uit de oogst van eigen veld van het jaar ervoor, was de aardappelplant bijzonder vatbaar voor allerlei ziekten. Het aantal ziekten is dan ook zeer groot en het aantal opgaven voor aardappelziekten navenant. Aan de hand van de opgaven is hier de volgende indeling aangehouden: schimmel- en bacterieziekten, virusziekten en voedingsziekten, telkens, waar mogelijk met enkele onderafdelingen. De bijzonderheden worden in het corpus van het lemma gegeven. Vergelijk ook het WBD, I, aflevering 8, 1478-1480. [N 12, 8; monogr.] I-5
aardbei aardbes: aerbee:s (Roermond), airbees (Roermond), airdbees (Roermond), erdbees (Roermond), eͅrdbēs (Roermond), LDB  erdbeze (Roermond), WBD-WLD  éérdbees (Roermond) [DC GV (1935) M]aardbei || De bekende, fris smakende rode vrucht van de aardbeienplant (aadbissem, aardbeer, aardbees, jaarbees, aardbezie, freis). [N 82 (1981)] I-7
aardbeienvlaai aardbelenvlaai: erbelevlaaj (Roermond), Syst. WBD  irbeleflaaj (Roermond), aardbezienvlaai: airdbezenflaaj (Roermond), erbeseflaaj (Roermond), aardbezinvlaai: eerdbeezevlaai (Roermond), Syst. Veldeke  aerdbeezeflaaj (Roermond), Syst. WBD  éérdbeezeflaaj (Roermond) Vla met vulling van aardbeien [N 16 (1962)] III-2-3
aarden aarden: aa:rde (Roermond), aarden (Roermond), aardə (Roermond), wennen: winne (Roermond) aarden, groeien, gedijen || zich op een andere plaats waar men zich gevestigd heeft, thuis gaan voelen [aarden, de aard krijgen] [N 85 (1981)] III-1-4
aarden pot uiles: ȳ.lǝs (Roermond  [(pot van aardewerk met één of twee oren)]  ), ȳlǝs (Roermond), ū.lǝs (Roermond) Aarden pot, bleekbruin van kleur. Dorren (Valkenburgs Woordenboek) merkt op pag. 15 over de term baar op: ø̄̄Naar de grootte onderscheidt men één-, twee- en drieschildersbaren, wijl ze gemerkt zijn met één, twee of drie schildjes (reliefstempels), met een inhoud van circa 20, 30 en 40 liter.ø̄̄ De driekroonse pot was een verglaasde pot voor het inmaken van zuurkool, braadworst en bonen. De pot was gemerkt met drie kroontjes en had een inhoud van 20 tot 50 liter. Het woordtype driekronenpot duidt waarschijnlijk een vergelijkbare pot aan. Zie hiervoor ook de toelichting bij het lemma ɛstroopvatɛ in wld II.2, pag. 59.' [N 49, 103b; L 1a-m; L 32, 15a; L 32, 15b; R 3, 5; S 1; monogr.] II-8
aardewerk aardewerk: airdewerk (Roermond), erdewerk (Roermond), éérdewerk (Roermond), Is \'t porslein of aerdewerk Ingels aerdewerk  aerdewerk (Roermond), kleiwerk: kleiwerk (Roermond) aardewerk || aardewerk (eerdegoed, gleiwerk) [N 20 (zj)] III-2-1
aars aars: aars (Roermond), vot: vǫt (Roermond) [JG 1a, 1b; N 8, 13, 32.9 en 35]aars, darmuitgang [N 10c (1961)] I-9, III-1-1
aarsspleet reet: reet (Roermond) aarsspleet tussen de billen [N 10c (1961)] III-1-1
aartsbisschop aardbisschop: erdbusjop (Roermond) Een aartsbisschop [ärtsbiskop]. [N 96D (1989)] III-3-3
aartsengel aartsengel: aartsingel (Roermond) Een aartsengel (zoals Gabriël, Michaël, Rafaël). [N 96D (1989)] III-3-3