e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111q plaats=Ransdaal

Overzicht

Gevonden: 943
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vergaartekens knippen: knepǝ (Ransdaal) Inknippingen en krijtstrepen of ook steken op de stof, eventueel inknippingen in het knippatroon en vandaar overgebracht op de stof, om exact de plaatsen aan te geven waar de diverse delen aaneengehecht moeten worden. [N 59, 49] II-7
vergiet zij: ziej (Ransdaal) Vergiet. Hoe noemt men de van gaten voorziene schotel (gemaakt van aardewerk, email of blik), die wordt gebruikt om b.v. gewassen groente te laten uitdruipen? [DC 14 (1946)] III-2-1
verkeerd liggen in een wrong liggen: in een wrong liggen (Ransdaal) Verkeerd liggen in de baarmoeder door een slag in de baarmoederhals, gezegd van het kalf. [N 3A, 49] I-11
verlopen zich verlopen: (de koe heeft) zex vǝrlǫu̯pǝ (Ransdaal) Na korte tijd van dracht een misgeboorte hebben, gezegd van de koe. [N 3A, 39a] I-11
verse koe verse koe: viǝšǝ kǫw (Ransdaal), verskalvige koe: viǝškɛwvegǝ kǫw (Ransdaal) Koe die pas gekalfd heeft en aan een nieuwe melkperiode begint. [N 3A, 60] I-11
verstelbare voerluiken hooiloker: høi̯lǭkǝr (Ransdaal) Verstelbare luiken, die de voergang afscheiden van de voerbak en de koeienstand, komen vooral in het noorden van Nederlands-Limburg voor. Door de luiken wordt het voer vanuit de voergang in de voerbak gedaan. Waar deze onbekend zijn, zijn vaak benamingen voor een ruif voor koeien vermeld. Deze zijn verzameld in het lemma "ruif voor de koeien" (2.2.19). [N 5 A, 37d; monogr.] I-6
vestenmaker vestenmaker: vɛstǝmē̜kǝr (Ransdaal) Kleermaker die vooral vesten maakt. De woordtypen jassenmaker, jasmaker, confectioneur en stukwerker duiden erop dat deze persoon niet enkel vesten maakt. [N 59, 195a] II-7
vet te mesten stierkalf vetvee: vɛtvīǝ (Ransdaal) Zie voor de fonetische documentatie van (kalf) het lemma ''kalf'' (3.1.1). [N 3A, 75a] I-11
vet te mesten vaars vetvee: vɛtvīǝ (Ransdaal) [N 3A, 75c] I-11
vetkoe vetbeest: vɛtbīǝs (Ransdaal), vetkoe: vɛt[koe] (Ransdaal) Koe die niet meer geschikt is voor de produktie en daarom voor de slacht wordt gemest. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 77a; monogr.] I-11