e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L289h plaats=Boshoven

Overzicht

Gevonden: 811

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bord telloor: təly(3)̄r (Boshoven) etensbord III-2-1
borstel borstel: börstel (Boshoven, ... ), kwasp: kwasp (Boshoven, ... ) borstel [DC 15 (1947)] || kwastachtige borstel [DC 15 (1947)] || schrobber (van takjes) [DC 15 (1947)] III-2-1
boter botter: buǝtǝr (Boshoven) Het bovengedreven vet op de melk. Dit is het eindprodukt van het karnen. [N 12, 51, 52, 55, 58 en 61; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 1u, 114; L 20, 26b; L 22, 8; L 27, 67 en 69; S 4 en 17; A 4, 26a en 26b; A 7, 19, 21, 22 en 23; A 9, 15b; A 16, 8a; A 28, 7; N 5A (I] I-11
boterkorf botermand: buǝtǝrmaŋ (Boshoven) Rechthoekige mand met hengsel en aan de bovenzijde soms twee kleppen. Zie ook afb. 289. De boterkorf werd volgens het Venrays woordenboek (pag. 105) vroeger gebruikt door boeren om daarmee hun zelfgemaakte boter naar de markt te brengen. [N 20, 50; N 40, 97; N 40, 111; N 40, 112; N 40, 113; monogr.] II-12
botervlootje boterpot: booterpot (Boshoven), botervlootje: būətərvly(3)̄ətjə (Boshoven) botervlootje [DC 23 (1953)] III-2-1
bouwland land: lant (Boshoven), lānt (Boshoven) Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.] I-8
bouwval keviep: kəvip (Boshoven), schevaak: sxəvā.k (Boshoven) bouwval || oud en bouwvallig bouwsel III-2-1
bovenlicht bovenlicht: bōvǝlēxt (Boshoven), kopraam: kǫprām (Boshoven), spinnekop: spenǝkǫp (Boshoven) Zie kaart. Met de term 'bovenlicht' kan zowel een vast raam boven een (voor)deur als het al dan niet naar binnen openklappend bovenste deel van een raam worden bedoeld. De woordtypen 'waaier', 'waai', 'spinnekop', 'deurlicht' en 'deurvenster' duiden specifiek een vast raam boven een deur aan. [S 4; L 1 a-m; L 22, 10; L B1, 170; N 55, 54a; A 46, 10a, add.; A 46, 10c; A 49, 10; monogr.] II-9
braadpan braadpan: brōͅtpan (Boshoven), kasserol: kəstroͅl (Boshoven), kelle: keͅlə (Boshoven) braadpan || gietijzeren braadpan, ketel || kookpan, braadpan III-2-1
braak braak: brāk (Boshoven) Houten toestel om de vlas- en hennepstengels te kneuzen en de houtachtige delen, de scheven (zie het lemma ɛschevenɛ), grotendeels te verwijderen. Van jongere datum is een machine waarin, tussen in elkaar grijpende tandrollen, de houtachtige stengel van de plant in kleine stukjes wordt gebroken (Brouwers, pag. 93). Zie afb. 67.' [N 48, 16b; monogr.] II-7