e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q079p plaats=Guigoven

Overzicht

Gevonden: 909

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
blad van de korenhalm lis: lęi̯.s (Guigoven) Het smalle blad van de korenhalm. Zie afbeelding 2, b. [JG 1a, 1b; monogr.] I-4
blad, bladeren van een plant blad: blǭǝ.t (Guigoven), blader: blø̜̄r (Guigoven), blǭǝr (Guigoven) Blad, als deel van een plant. De meervouden en verkleinwoorden zijn apart behandeld. [JG 1a, 1b; A 3, 1; L 1, a-m; L 4, 1; L 14, 16; L 32, 21; S 3; R 7, 25; R 12, 26; monogr.] I-4
blaffen bellen: beͅi̯lə (Guigoven) blaffen [Goossens 1b (1960)] III-2-1
blauwe reiger, reiger ooievaar: oiewar (Guigoven) reiger [ZND 41 (1943)] III-4-1
bleek bleek: hi is zu blɛik (Guigoven) hij is zo bleek [ZND 21 (1936)] III-1-2
bliksemen bliksemen: ⁄t bliksəmt (Guigoven, ... ) bliksemen [ZND 21 (1936)] || het bliksemt [ZND 01 (1922)] III-4-4
bloedworst bloedpens: blutpɛns (Guigoven), pens: pɛ̄.ns (Guigoven) bloedworst [Goossens 1b (1960)], [ZND 21 (1936)] III-2-3
bloei bloei: blø̜̄ǝ (Guigoven) Opgaven voor de uitdrukking "in (de) bloei staan"; het zelfstandig naamwoord. [L 32, 76; monogr.] I-4
bloeien bloeien: blø̜̄i̯ǝ (Guigoven) De algemene uitdrukking voor het in bloei staan of bloesem dragen van planten en gewassen. In het materiaal-JG is uitdrukkelijk opgegeven dat het om het bloeien van koren gaat. In dit lemma worden de werkwoorden bijeengezet; in het volgende lemma komen de zelfstandige naamwoorden aan bod. [JG 1a, 1b; L A2, 373; L 32, 77, R 1, 37; monogr.] I-4
bloem bloem: blom (Guigoven) Bloem bestaat uit het inwendige van de graankorrel, de meelkern, en is wit tot grauw van kleur. Het vormt de fijnste soort in de reeks produkten die tijdens het builen worden gescheiden. Bloem is uitermate geschikt om mee te bakken. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛmeelɛ en ɛboultéɛ. Het woordtype dobbele zero (Q 167) verwijst naar het feit dat de fijnheid van bloem met ø̄0ø̄ (zero) wordt aangegeven. Hoe meer zeroɛs, des te fijner de bloem. Dit lemma vormt een aanvulling op het lemma ɛbloemɛ in wld II.1, pag. 83.' [N O, 37c; JG 1a; JG 1b; Vds 246; Jan 240; Coe 218; Grof 245; monogr.] II-3