e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P121p plaats=Ulbeek

Overzicht

Gevonden: 1870

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
baktrog mou(de): (Ulbeek), trog: trōx (Ulbeek) De kuip waarin de eerste bewerking van het deeg plaatsvindt. "In zijn eenvoudigste gedaante is het een rechthoekige, langwerpige bak, de bodem smaller dan de bovenopening" (Weyns blz. 28). De baktrog is ofwel van eik ofwel van wit hout vervaardigd. Sommige troggen hebben onderaan een schuif om zuurdeeg en zeef in te leggen (Weyns blz. 29). Als hij klein is en goed hanteerbaar, wordt de trog niet noodzakelijk op een vaste voet gezet. Is hij heel groot dan kan hij op een paar lage houtblokken worden gelegd. Meestal is hij geplaatst tussen twee steunen in de vorm van een letter H, waarvan de naar buiten uitwijkende bovenste benen de bak omvatten (Weyns blz. 28). In dit lemma zijn ook benamingen die de boer voor zijn baktrog heeft, opgenomen: Zie afb. 17. [(N 29, 20a; N 29, 18a; N 18, add.; N 5A(I), add.; S 2; R 3, 50; L 1a-m; L 16, 8; L 19A, 21; L 48, 23; A 26, 10; Lu 4, 10; Lu 2, 23; monogr.; LB 2, 237)] II-1
balans balans: bǝlā.ns (Ulbeek), gespan: gǝspān (Ulbeek) Dwarshout, dat met een haak aan een wagen vastgemaakt wordt en waar de strengen van de - meestal twee of drie - paarden aan bevestigd worden. Dit dwarshout is dubbel zo breed als het gewone zwenghout (zie dat lemma). Het wordt alleen gebruikt in de streken met de zwaardere en meer vruchtbare grond: Haspengouw en het Maasland. Uit de rest van Limburg waren er hier en daar ook opgaven, maar aangezien deze steeds identiek waren met die voor het gewone zwenghout, kan men aannemen dat het om vergissingen gaat. Dit dubbele zwenghout komt ook voor bij de ploeg en de eg (zie het lemma evenaar, tweespanszwenghout in wld I.2). [N 17, 69b; N G, 65b; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 34, 11; monogr.] I-13
bang bang: nie bang zèn (Ulbeek) (Niet bang zijn), duw maar. [ZND 23 (1937)] III-1-4
barrevoets barvoets: bervoets (Ulbeek) barrevoets [ZND 19 (1936)] III-1-3
beddenlaken laken: lōͅkə (Ulbeek), lōͅkən (Ulbeek) Een laken (op een bed) [ZND 34 (1940)] III-2-1
bedelaar bedelaar: doej worre drij minse dijj de beddelier gezin hane (Ulbeek) Er waren drie mensen die de bedelaar hadden gezien [ZND 46 (1946)] III-3-1
bedelen schooi: dat zijn me deugnieten! (liefkozend bedoeld)  da zen mich schooien (Ulbeek), schooien: bedelen  sxoegən (Ulbeek) kent ge het woord schooien ? (uitspraak + betekenis) [ZND 42 (1943)] III-3-1
bedevaart bedevaart: bijoeoved (Ulbeek) Een bedevaart. [ZND 21 (1936)] III-3-3
bedienen bedienen: bedienen (Ulbeek), bediènen (Ulbeek), iemand bediene (Ulbeek), gerieven: gerieven (Ulbeek), helpen: gəho.lləpə (Ulbeek) Hoe heet: iemand van de laatste Sacramenten voorzien? [ZND 32 (1939)] || Iemand in een winkel bedienen. [ZND 35 (1941)] III-3-1, III-3-3
bedriegen bedriegen: ook materiaal Leuv. lijst 21, vr 6a  bedriegen (Ulbeek) bedriegen [ZND 01 (1922)] III-1-4