e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q205p plaats=Wahlwiller

Overzicht

Gevonden: 265

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kaarten (ww.) kaarten: ka:tə (Wahlwiller) kaarten [RND] III-3-2
kaas kaas: kîês (Wahlwiller) kaas [RND] III-2-3
kaatsen met de bal spelen: mitər bâl sjpe.ələ (Wahlwiller) kaatsen [RND] III-3-2
kam kam: kamp (Wahlwiller), wie ich ut wool kemme gong der kamp kapot (Wahlwiller) Kam. Toen ik ’t wou kammen ging mijn kam stuk. [DC 39 (1965)] || Min of meer getande, rode, vlezige uitwas op de kop van kippen. [A 39, 3c; monogr.] I-12, III-1-3
kammen kammen: wie ich ut wool kemme gong der kamp kapot (Wahlwiller) Kammen. Toen ik ’t wou kammen ging mijn kam stuk. [DC 39 (1965)] III-1-3
kar kar: kār (Wahlwiller) Algemene benaming voor een voertuig met twee wielen (in Haspengouw mogelijk ook drie wielen, maar die zijn zeldzaam) met een lamoen waarin een paard gespannen wordt. Meestal wordt het gebruikt om lasten van enige omvang te vervoeren. Vroeger had de kar over het algemeen houten wielen, maar in de jaren na de tweede wereldoorlog werden die geleidelijk aan vervangen door wielen met luchtbanden. [N 17, add; A 2, 55; Wi 14; Gi, 15; S 17; L 1a-m; L 27, 28; R 12, 23; RND, 74; JG 1b; N 17, 4; monogr.] I-13
karnemelk botermelk: botǝrmęlǝq (Wahlwiller) De voeistof die van de room overblijft als de boter gemaakt is. Op de kaart is het woordtype botermelk niet opgenomen. [L 1u, 103; L 27, 30; JG 1a, 1b; R 3, 49 en 71; S 17; S 23 add.; A 7, 16; RND 100; Gwn 10, 3; Vld.; monogr.] I-11
kast kast: kas (Wahlwiller) kast [DC 39 (1965)] III-2-1
keel, strot keel: kɛ.əl (Wahlwiller) strot [RND] III-1-1
keelpijn keelpijn: kɛ.əlpin (Wahlwiller) keelpijn [RND] III-1-2