e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

Gevonden: 5182

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
adem adem: oam (Blerick) adem [SGV (1914)] III-1-1
ademen ademen: aodeme (Blerick), aojeme (Blerick), ademhalen: aom haole (Blerick, ... ), oamhoalen (Blerick) ademen [N 10a (1961)], [SGV (1914)] III-1-1
ader ader: aojer (Blerick), aor (Blerick), oar (Blerick), oare (Blerick), àder (Blerick) ader [N 10a (1961)], [SGV (1914)] || aderen [SGV (1914)] III-1-1
admiraalsvlinder kapel: kapel (Blerick), algmeen voor donkerkleurige vlinder  kapel (Blerick), mul: mul (Blerick), pauwoog: pauwoog (Blerick) admiraal of atalantavlinder [DC 18 (1950)] III-4-2
afdak afdak: aofdaok (Blerick) afdak [SGV (1914)] III-2-1
afdingen afpingelen: aafpingele (Blerick), op de buidel zitten: op den buul zitten (Blerick), pingelen: pingelen (Blerick) beknibbelen, Op de prijs ~, de prijs omlaag trachten te drukken [afpeekele, afprengelen, afpenkelen, pingelen?] [N 21 (1963)] || proberen minder te moeten betalen dan de gevraagde prijs [afdingen, afpingelen, afpekelen, penkeren, prengelen, pingelen] [N 89 (1982)] III-3-1
afgeroomde melk fluitersmelk: flø̜i̯tǝrsmɛlk (Blerick), ondermelk: ondǝrmɛlk (Blerick), ōndǝrmɛlk (Blerick) De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.] I-11
afgetrokken zeug afgemolken zeug: āf˲gǝmolkǝ [zeug] (Blerick) Een door het veelvuldig zogen vermagerde zeug. In vraag N 19, 22 werd gevraagd naar "een zeug die vermagerd is door ...", dus naar een zelfstandig begrip. In dit lemma is de nadruk gelegd op de eigenschap "vermagerd" en is het zelfstandig naamwoord zeug niet gedocumenteerd. Voor de documentatie van de verschillende woordtypen voor "zeug" en de bijbehorende dialectvarianten zie het lemma ''zeug'' (1.2.5). [N 19, 22; monogr.] I-12
afhangend kuifje (bij kortgeknipt haar) pony: ponnie (Blerick), pônnie (Blerick), ponykop: ponniekop (Blerick) haar, kortgeknipt ~ met alleen van voor een afhangend kuifje [ponnie, tuil] [N 10 (1961)] III-1-1
afhuiden afhuiden: āfhø̜jdǝ (Blerick) Met behulp van een rond mes snijdt men, de hand soepel vanuit de pols bewegend, de huid los van het lijf. In P 108 werden kalveren met een fietspomp opgeblazen, waardoor de huid lichter werd. Zodoende kon men die makkelijker verwijderen. [N 28, 51; monogr.] II-1