e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L292a plaats=Maxet

Overzicht

Gevonden: 716

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bosje haar dat tussen de oren naar voren hangt top: tup (Maxet) Bosje haar dat van tussen de oren over de kol of het voorhoofd tot over de ogen neerhangt. Zie ook het volgende lemma met bles in de betekenis van een lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus. Zie afbeelding 2.2. [JG 1a, 1b; N 8, 26; S 27] I-9
bosje haren aan de bovenlip snor: šnǫr (Maxet) Voelharen aan de bovenlip. [N 8, 24] I-9
bot bot: bǫt (Maxet) Gezegd van één of meer molenstenen. [N O, 34m; Vds 197; Jan 177; Coe 158; Grof 191] II-3
boter botter: botǝr (Maxet) Het bovengedreven vet op de melk. Dit is het eindprodukt van het karnen. [N 12, 51, 52, 55, 58 en 61; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 1u, 114; L 20, 26b; L 22, 8; L 27, 67 en 69; S 4 en 17; A 4, 26a en 26b; A 7, 19, 21, 22 en 23; A 9, 15b; A 16, 8a; A 28, 7; N 5A (I] I-11
bovenbeen bovenbeen: bōvǝbęi̯n (Maxet) Zie afbeelding 2.21. [N 8, 32.3] I-9
bovenkruier bovenkruier: bǭvǝkrøjǝr (Maxet) Algemene benaming voor een molen met een draaibare kap. Zie ook afb. 7, 8 en 9. [N O, 32f; Sche 4; A 42A, 53add.; N O, 32c] II-3
bovenschijf bovenschijf: bǭvǝšīf (Maxet) De bovenste van de twee schijven van het rondsel. Zie ook afb. 58. [N O, 14d] II-3
braambessen bramelten: bromǝltǝ (Maxet), bramerten: brǭmǝrtǝ (Maxet) Als aanvulling op de vraag die in het lemma Braam is behandeld werd ook geïnformeerd naar de benamingen van de vrucht van de braamstruik. [JG 1b gedeeltelijk, 1c, 2c] I-5
breken, snijden breken: brę̄kǝ (Maxet) De bewerking die de graankorrel ondergaat op het snijvlak van de molensteen. Zie ook het lemma ɛbreken, plettenɛ. Het betreft daar het grof malen van haver met behulp van de haverpletter.' [N O, 36c; Vds 189] II-3
briesen spruisen: sprusǝ (Maxet) Proestend, snuivend of blazend geluid met neus en lippen maken. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 22, 21; N 8, 66 en 67; S 5] I-9