20943 |
vel op melk |
vel:
vel (L192p Bergen)
|
velletje van melk [DC 39 (1965)]
III-2-3
|
24264 |
veldleeuwerik, leeuwerik |
leeuwerik:
lèwerik (L192p Bergen)
|
Hoe heet de veldleeuwerik? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
26244 |
velling |
velg:
vęlex (L192p Bergen)
|
De houten velg van het aswiel waarin de kammen gemonteerd zijn. Zie ook afb. 49. De velg bestaat in het algemeen uit verschillende delen. De meervoudige woordtypen als velgstukken, slijtstukken en litsen duiden daar dan ook op. Ook kunnen er een voorvelg en een achtervelg zijn aangebracht. Rond de buitenomtrek van de velg wordt soms een bekleding of voering bevestigd. In l 265 was deze voering vervaardigd van ijzer. [N O, 11i; A 42A, 10]
II-3
|
21412 |
verhaal |
vertelsel:
verte͂lsel (L192p Bergen)
|
verhaal; aan wie heeft hij dat nieuwe - verteld [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
20367 |
verkering hebben |
vrijen:
vrii̯ə (L192p Bergen)
|
vrijen [DC 38 (1964)]
III-2-2
|
18074 |
verkouden |
verkeld:
vǝrkęlt (L192p Bergen),
verkoud:
ik bin verkelt (L192p Bergen),
verkouden:
verkelte (L192p Bergen)
|
Een ontsteking van het neusslijmvlies. [JG 1b; N 8, 89; N 52, 24 en 25; monogr.] || Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben ~ [DC 27 (1955)]
I-9, III-1-2
|
18080 |
verkoudheid |
verkoudheid:
ik n verkeltheid opgelopen (L192p Bergen)
|
Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben ~ [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
19038 |
verlegen |
bleu:
(Well.: blËËj).
bleuj (L192p Bergen),
schouw:
schów (L192p Bergen),
verlegen:
verlaege (L192p Bergen)
|
verlegen [schoow, sjou, bluuj, besjeemt] [N 06 (1960)]
III-1-4
|
32577 |
verteerde mest |
kort mest:
kǫrt [mest] (L192p Bergen)
|
De termen in dit lemma zijn voor het merendeel van toepassing op mest die lange tijd het onderste of het binnenste deel van de mesthoop heeft gevormd en daardoor goed verteerd is: mest van hoge kwaliteit, die gemakkelijk in kleine delen uiteenvalt. Het onderste uit de mestkuil is vaak zo brokkelig dat het niet met de riek kan worden opgenomen. Deze mest wordt veelal als weidemest gebruikt. Voor sommige termen zie men dan ook het lemma compost. De termen aan het einde van het lemma hebben betrekking op oude, uitgedroogde mest die zijn kwaliteit grotendeels verloren heeft. [N M, 10a; N 11, 27 add.; N 11A, 4a + 4c + 36 + 37; JG 1a + 1b add; div.]
I-1
|
19779 |
verwarmen, stoken |
stoken:
stŏke (L192p Bergen)
|
stoken [DC 35 (1963)]
III-2-1
|