e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
binnensmonds praten binnensmonds kallen: binnesmónds kalle (Bree), bénesmons kalle (Hoeselt), bénnesmónds kalle (As), binnensmonds mompelen: mŏĕmpələ binnəsmŏĕns (Opglabbeek), binnensmonds praten: binnensmonds praôte (Hoensbroek), binnensmoonds praote (Wolder/Oud-Vroenhoven), hij/zij praot binnens mons (Meijel), binnensmonds wauwelen: binnesmonds wauwelen (Gulpen), bobbelen: cf. WNT sub bobbelen, afl. uitbobbelen, transitief: al bobbelend te voorschijn brengen, uitbraken, figuurlijk van woorden (verg. bij Jongeneel: boebele babbelen, en gobbelen).  boebələ (Beesel), door zijn tanden praten: dör zien táánd praotə (Gennep), duister praten: duuster praote (Venray), femelen: femelen (Meeuwen), fezelen: Van Dale: fezelen, 1. fluisterend praten of zeggen; - smoezen.  fezelen (Ophoven), fiezelen (Zonhoven), grauwelen: grauwele (Beek, ... ), gruwwelen (Stein), grommelen: grómmele (As), grunselen: WNT: grunselen, een klanknabootsend woord, dat waarschijnlijk het maken van een grommend, knorrend geluid moet aanduiden en wel in de meeste gevallen en genoeglijk geknor of gekneuter.  grunsele (Oirlo), knauwelen: WNT: sub knauwen, afl. knauwelen, 2. gedurig, langzaam, kauwen; ook: herkauwen. Fig. voor: zeurderig met iets bezig zijn, telkens er op terugkomen.  knawwele (Maastricht), knouwele (Noorbeek, ... ), knoezelen: knôêzələ (Heerlen), (n knoeëzel = soort mug).  knoeëzele (Klimmen), knoezen: knoeëze (Waubach), knorvelen: knoervelə (Oirsbeek), knoteren: knotere (Maastricht), knoëtere (Voerendaal), mijmelen: miemelen (Heythuysen), miëmele (Ten-Esschen/Weustenrade), mommelen: meuĭmuln (Brunssum), meumele (Nieuwstadt), meumelen (Born), mo.mpələ (Eys), moemele (Jeuk, ... ), moempele (Merkelbeek), momele (Meijel), mommele (Mheer, ... ), mommelen (Leopoldsburg), mŏĕmələ (Loksbergen), mummele (Lutterade, ... ), mummelə (Oirsbeek), mummələ (Kelpen, ... ), mòmmele (Sevenum, ... ), mômmele (Gronsveld), mompelen: mompele (Beek, ... ), mompelen (Meeuwen), mompələ (Maastricht, ... ), moompele (Maastricht), moompələ (Kapel-in-t-Zand), mōmpələ (Nieuwenhagen, ... ), mōōmpələ (Maastricht), mŏmpele (Geleen), mómpele (As), mómpələ (Meijel), mômpele (Amby), monkelen: moenkele (Gulpen), monkelen (Bunde), murksen (du.): Van Dale (DN): murksen, knoeien, praten.  morksə (Grevenbicht/Papenhoven), murmelaar (zn.): murmelaer (Blerick), murmelen: moermələ (Guttecoven), mormele (Thorn), mormələ (Schinnen), murmele (Herten (bij Roermond), ... ), murmelen (Kesseleik, ... ), murmelle (Vlodrop), murmelə (Doenrade), murmələ (Susteren, ... ), mörmele (Horst), preutelen: WNT: preutelen, Frequentativum bij preuten (proten) en, evenals dit woord, van klanknaboortsenden oorsprong. Thans nog vooral in Zuid-Nederlands. Hier te lande is het nauwverwante pruttelen meer in zwang.  praötele (Nunhem), preutele (Maastricht), preutələ (Maastricht), preutələn (Urmond), prevelen: praevele (Reuver), preevele (Caberg, ... ), prevele (Echt/Gebroek, ... ), prevelen (Haler, ... ), prevələ (Wijnandsrade), prēēvələ (Maastricht), prēvele (As, ... ), prievelen (Heerlerbaan/Kaumer), prīēëvələ (Nieuwenhagen), préévələ (Heel, ... ), pruilen: pruule (Weert), pruttelen: Van Dale: pruttelen, 2. morren, binnensmonds mopperen of tegenspreken; - (duratief) kankeren; -3. binnensmonds spreken of zeggen.  pruttele (Ell, ... ), pruttələ (Maastricht, ... ), prutələ (Venlo), rauwelen: WNT: rauwelen, wsch. een mengvorm van wauwelen en revelen (of een ander synoniem dat met r begint, als rabbelen of ratelen). Kletsen, leuteren.  rawwələ (Hulsberg), sammelen: WNT: zammelen, bijvorm van sammelen. In dit woord kon oorspr. s in anlaut stemhebben worden, óf, in de positie vóór korte vocaal gevolgd door geminaat, stemloos blijven. 1. Bij sammelen in de als eenige gegeven bet. treuzelen e.d.; -2. Ook nog in de bet. lawaai maken.; -3. Tenslotte in de bet. zeuren, zaniken. (NB Van Dale: *zammelen).  sammelen (Meeuwen), schmeicheln (du.): sjmeigele (Melick), tussen de tanden wauwelen: tussje de teng wauwele (Waubach), wauwelen: wauwele (Eys, ... ), wavelen (Eksel), wuielen: wuijele (Vaals), zeveren: zeivere (Venlo) binnensmonds praten [prevelen, pruttelen, murmelen, rullen] [N 87 (1981)] III-3-1