e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de helft vragen daar moet ik de helft van hebben: do moetig de helcht van hemme (Beverlo), do moetig de helft van hemme (Beverlo), dat moet ik ook half hebben: dät moet ix oux half həbə (Molenbeersel), de helft: de elf (Mettekoven), de halft (Kortenbos), de heleft (Meldert), de helf (Lanaken), de helft! (Opglabbeek), de helgt zuur jong (Wijer), de hellef (Beverst), de hĕlĕft (As), de hèlft (Opoeteren), den əlft zur (Sint-Truiden), dö hälft (Kwaadmechelen), de helft geven: de helf gēve (Zichen-Zussen-Bolder), de helft is voor mich: de helf es veur mig (Genoelselderen), de helf es vər mich (Hoeselt), de hèlf is veur mig (Hoeselt), de helft voor mich: de half ver mij (Gingelom), de heelig vor mich (Jeuk), de helf veur mig (Vechmaal), de hélf vər mich zeû (Sint-Huibrechts-Hern), delf veur mīX (Bilzen), de helft voor mij: de helft veur mij (Tessenderlo), de helft vragen: de hélf vrōge van iet (Wellen), delen: daelen (Kwaadmechelen), deele (Zepperen), deile (Kleine-Brogel), deilen (Opoeteren), deilen heur (Bocholt), deiële (Sint-Truiden), dejlen, uër (Rekem), dele (Zichen-Zussen-Bolder), dēēle (Hasselt), dēle (Genoelselderen), dèle (Riemst, ... ), déile (Herk-de-Stad), 9deelen) (delen)  dèle (Beringen), doe moest mich de helft: doe meest meX de hälft geve (Ophoven), doe moest mich de helft geven: dəmòs mex tə eləf gēvə (Boorsem), een deel: en djal (Oostham), eerlijk delen: als alternatief van ider en haleft  ärlək dälən (Hamont), elk de helft: ailk de hailft (Herk-de-Stad), ellek de heleft (Spalbeek), ellek de həlf zur (Ulbeek), ellek delf (Hasselt), ielk den elft (Kerkom), vər elk dəv elləft (Melveren), wə moetə əlk də həlgt həmmə (Herk-de-Stad), èlk de hèlft (Peer), èllek de hèlleft (Herk-de-Stad, ... ), eerste woord moielijk leesbaar  aleg de helft (Neerglabbeek), elk een: ellek ien (Spalbeek), ge moet helften: in moet is de e heel klein bovenaan de o geschreven  gəmoët häləXtə (Halen), geef het mij half: gèf het mich hauf (Opglabbeek), geef mich daar de helft van: gaif mich dao de hélft van (Opglabbeek), geef mich dao de helft van (Helchteren), gif mich do den helf van (Bevingen), geef mich daar mijn part van: gef mich doowe mn paot es vaon (Hoepertingen), geef mich de helft: geef mich de helf (Lanaken), geeft mig de helf eens van t geen e ig gevonden heb (Hoeselt), geĕm mig de hĕlf (Waltwilder), gef me de helft (Leopoldsburg), gef mich dan der hellef (Ulbeek), gef mich de helf (Hoepertingen, ... ), gef mich de helf van dei appel waö ich vonne heub (Riksingen), gef mich de hellef (Hoepertingen), gef mig de helf (Vliermaal), gef mig de helg (Borlo), geft mich de heialft (Hechtel), geft mich de helft (Hechtel), geft miX de helgt (Herk-de-Stad), geift mich de helft (Houthalen), gem ich den helf (Vlijtingen), gem mich de helf (Mopertingen), gief me de elft (Melveren), gim mich de hèllicht (Berbroek), gäft miX de häleXt (Halen), gèf mich de hèlf (Rekem), gèf míg de helft (Opitter), gèft migh de hèleft (Koersel), jälf mich de hölevte (Kelmis), de ei is telkens kort  geif mich de heilf (Sint-Huibrechts-Hern), de twee puntjes staan telkens onder de e  gië meX te hëləXt (Zonhoven), geef mich de helft daarvan: geef mich den nelf doovan (Sint-Truiden), geef mig dun eleft do van (Sint-Truiden), geemich de hèlft doavan, van waat ste gevŭngen heubs (Mechelen-aan-de-Maas), gif mich de helgt dōvān (Herk-de-Stad), gèf mig de hèllef tervaan (Ulbeek), geef mich een helft: gef mich eejn hélf (Borgloon), geef mich mijn half: gièf mich m auf (Rotem), geef mich mijn part: gèf mich mn pot (Martenslinde), geef mij de andere helft: gè mich de anger helleft ouch (Weert), geef mij de helft: geef mij de hellef (Zichen-Zussen-Bolder), geftme de helft (Oostham), géft mij de helft (Tessenderlo), half: half (Oostham), half deel: half deil heur (Bocholt), helft: eleft (Sint-Truiden), elleft (Sint-Truiden), helft (Oostham), helgt! (Sint-Truiden), helleft (Sint-Truiden), hälf! (Kortessem), helft voormich: veur: lange eu  heulf veur miX (Hasselt), ieder de helft: eder de hellef (Kanne), eeder de hilft (Maasbracht), eeder de èlf (Vucht), ēder de hɛləf (Rekem), ēədər d`elf (Maaseik), ider de hellef (Borgloon), ieder de helf (Werm), ieder de helligt (Genk), ieder de hèlf (Hoeselt), ieder den elft zuura (Sint-Truiden), iederdehelf (Martenslinde), ièder de heligt (Zonhoven), vər ieder de hellef (Zepperen), vər ieder de helleg (Zepperen), ai als in bai  eder dailf (Eisden), kleine i bovenaan achter de e  eeder de hɛilf (Kanne), ieder een helft: īder en häleft (Hamont), ieder half: eeder half (Maasbracht, ... ), ier heulf (Hasselt), (hafj)  eeder hajf (Gruitrode), ieder zijn part: īder ze pāərt (Leopoldsburg), iedereen de helft: edrein de hellef (Lanaken), ik de helft: ilk de helf (s-Herenelderen), ik krijg de helft: ich kriech de helleft (Weert), ik krijg wel de helft: ich kri äl waal de höllevte (Kelmis), ik moet daar een stuk van: ich moet doə eə stək van həbbən (Hoepertingen), ik moet de helft daarvan hebben: ich moet de helef dao vaan həbbə (Zepperen), ik moet de helft ervan hebben: iech mót de hélf tevaan hŭbbe (Vroenhoven), ik moet de helft hebben: ich moet de helft hebbe (Stevoort), ich moet de hellef hemme (Hoepertingen), ich moet de hulft hemmen (Kleine-Brogel), ich moet de hèllef həbbə (Mielen-boven-Aalst), ich mot de helft hebbe (Maaseik), iech mot de hellef hubben (Vroenhoven), ig moet de hillef həbbə (Mielen-boven-Aalst), ik meut de hələft hemme (Tessenderlo), ik moet de halft hemmen (Kaulille), ik mot de heleft hemmen (Paal), ik moet het half: ich mot t hauf (Maaseik), ik moet mijn helft hebben: ich moot mien heleft hebben (Grote-Brogel), ik moet ook de helft hebben: ich moet ooch de helft hemmen (Sint-Huibrechts-Lille), krijg de helft: kreiég de hellef (Groot-Gelmen), krijg de helft ervan: krèk de hèlleft ter van (Lommel), krijg ik de helft: kreich ich de helf (Kortessem), krijg ik er de helft van: krieg ich er de hèlft van (Opglabbeek), lang mich de helft: la meX tə heləXt (Zonhoven), mich de helft: mich de helcht (Heppen), miech de həlləf (Vroenhoven), mig de heleft (Halen), mig de helft (Sint-Huibrechts-Lille), korte u  mig de hulft (Paal), mich de helft ervan: mig d heleft t er van (Sint-Lambrechts-Herk), mich ook de helft: mich och de helgt (Halen), mich ook ewat: mig og e wa (Beringen), mijn part: moeilijk leesbaar  m`n paot (Widooie), voor de helft: voor d`alf hé (Wilderen), voor ieder de helft: ai zoals in avait  vi-eur eder de ailft (Rotem), we moeten de helft hebben: ve moeten de eulef hemmen (Rijkhoven) Wat roepen de kinderen als ze de helft vragen van iets, bijvoorbeeld van iets dat ze tegelijkertijd hebben gevonden? [ZND 26 (1937)] III-3-2