e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de kaarten steken brodden: Vgl. Zonhoven Wb., pag. 64: **brodden, brödde, oneerlijk, vals handelen, inz. bij het spel. VD broddelen knoeien, slecht, slordig werken; WNT brodden knoeien, bederven; Kil. brodden inepte operari; R. bruiden.  bruiden (Zonhoven), foetelen: foetele (Ell, ... ), foetelen (Eksel), foetëlë (Hoeselt), fōētëlë (Tongeren), pfuschen (du.): fosje (Lutterade), stekelen: sjtaikele (Roermond), steken: de kaart stieëke (Maaseik), de kaart stèèke (Tungelroy), kaart sjteeke (Schimmert), kaart staeke (Sevenum), kaarte steke (Stal), sjtaeke (Haelen, ... ), sjtaike (Maasniel, ... ), sjteche (Kerkrade), sjteeke (Doenrade, ... ), sjteikke (Vlodrop), sjteke (Gronsveld, ... ), sjtēͅkə (Amstenrade, ... ), sjtēͅəkə (Nieuwenhagen), sjteͅakə (Eys), staeke (As, ... ), staeke (de kaot -) (Bilzen), steake (Eys), steeke (Maasbree), steeken (Maastricht), stek (Montfort), steke (Hoepertingen, ... ), steken (Born, ... ), stēkə (Gennep, ... ), stēͅkə (As, ... ), stiejeke (Wellen), stieëke (Alken), stië.ke (Zonhoven), stèke (Eigenbilzen), stɛkə (Kesseleik, ... ), [Alg. opmerking: de invuller is een nieuwe medewerker en heeft enkel vernederlandste woorden genoteerd die reeds tussen haakjes in de vraagstelling gesuggereerd werden]  steken (Heers), Dee kaa.rt zèn gesteu.ke.  stië.ke (Hasselt), Dzj it de koat wir gestouke, vaale-n duigniet.  steeke (Sint-Truiden), hië stikt de kao.rt  stië.ke (Zolder), Sub staeke.  de kaart staeke (Venlo), Sub steken, (**8).  de kaarten steken (Niel-bij-St.-Truiden), Sub steken.  de kaarten steken (Zonhoven), triksen: [sic]  triksen (Eigenbilzen), troggelen: truggele (Jeuk), tussensteken: tussensjteke (Schimmert), vals spelen: valsspéele (Vorsen) **[De kaarten steken]. || 3. Bedriegen bij t kaartspel. || 5. Manipuleren bij het wassen van de speelkaarten. || de kaarten op een bepaalde manier schudden om vals te kunnen spelen [steken] [N 112 (2006)] || De kaarten op een bepaalde manier schudden om vals te kunnen spelen [steken]. [N 88 (1982)] || Lett. de kaarten steken, vals spelen. || Onopgemerkt te zijnen voordele wassen. || Steken: **3. (Kaartsp.) a. De kaarten zó in de stok verdelen, dat men zelf de goede kaarten krijgt. || Steken: 3. Op voorhand delen (kaartsp.), soms met bedrieglijk opzet. III-3-2