e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
eindvoor aan de zijkant (de twee) reens: rēns (Brunssum, ... ), ręi̯ns (Meeswijk, ... ), rɛi̯ns (Gronsveld), (de twee) renen: rēnǝ (Nieuwenhagen, ... ), ręi̯nǝ (Krawinkel, ... ), buitenkant: bøę̄(i̯)tǝkant (Koersel, ... ), drege voord: drę̄x ˲vōrt (Neerpelt  [deze opgave wijst erop dat men aan de kant geen gewone diepe voor ploegt]  ), einder: ęndǝr (Achel), eindvoor: ęi̯nt˲vōr (Achel), eindvoren: ę̄nt˲vōrǝ (Merselo), grensvoren: grɛns˲vǭrǝ (Sint Pieter), kant: kant (Leopoldsburg, ... ), kãnt (Gruitrode, ... ), kanten: kɛnt (Margraten), kɛntj (Haelen), kantvoor: kantj˲[voor] (Neer, ... ), kant˲[voor] (Arcen, ... ), kãnt˲[voor] (Aijen, ... ), kantvoren: ka.nt˲vōrǝn (Houthalen), kantj˲vōrǝ (Haelen), kantj˲vǭrǝ (Baexem), kant˲vōrǝ (Velden), keervoor: kīǝrvǭr (Cadier  [(de laatste voor langs de weg in sterk glooiend gebied)]  ), plaatsen: gescheid (Lottum, ... ), grensvoor (Lottum), reen (Berg, ... ), reenvoor (Smeermaas), scheiding (Aijen, ... ), scheivoor (Lommel, ... ), reenvoor: rēnvūr (Bocholtz), rę̄ ̝nvǭr (Rijckholt), reenvoren: rēnvū ̞ǝrǝ (Simpelveld), rēnvūrǝ (Waubach), ręi̯nvūǝrǝ (Ransdaal), rę̄ ̝nvǭrǝ (Rijckholt), scheidelvoren: šęi̯.gǝlvǭrǝ (Opglabbeek), scheidvoren: šęi̯t˲vōrǝ (Neeritter), šęi̯t˲vǭrǝ (Baexem), scheivoren: sxɛi̯vou̯ǝrǝn (Lommel), šęi̯vōrǝ (Baarlo), uitpalingen: ø̜tpǭleŋǝ (Tessenderlo), voor: [voor] (Baexem, ... ), voren: vu̯ǫrǝ (Tongeren), vōrǝ (Guttecoven), vōrǝn (Overpelt), vǫu̯rǝ (Rummen), vǭrǝ (Neer), zijkant: zii̯kãnt (Oirlo), zijkanten: zēkɛnt (Schimmert), zijscheid: ze ̝i̯sxęi̯t (Kesseleik), zijvoor: zii̯vōr (Tegelen), zīvōr (Velden), zijvoren: zii̯vōrǝ (Tegelen), zę̄i̯vōrǝ (Berverlo), zę̄voǝrn (Kwaadmechelen), zīvōrǝ (Velden) Bedoeld wordt de laatste, aan de zijkant van de akker geploegde voor. Als men met een enkele (niet-keerbare) ploeg bijeenploegt, ontstaat er aan beide zijkanten een laatste voor. De eindvoor aan de zijkant valt in het algemeen samen met de grensvoor. Vandaar dat de voor waarmee het ploegen van een akker aan de zijkant(en) besloten wordt, vaak dezelfde benaming heeft als de voor die tot akkergrens dient. Omgekeerd werden op de vraag naar de "grensvoor" woorden als zijvoor, kantvoor en laatste voor gegeven, die eerder aan de be√´indiging van het ploegwerk dan aan de akkergrens doen denken. Als voor "een van beide zijvoren van een bijeengeploegde akker" of voor "de eindvoor van een van één kant omgeploegde akker" dezelfde term werd opgegeven als voor "akkergrensvoor", is deze niet hier maar in het lemma akkergrens ca. opgenomen. Het betreft de volgende woordtypen en plaatsen: scheivoor K 278, L 248; grensvoor L 248; reenvoor Q 96d; reen L 422, 429a, P 175, Q 36, 94b, 97, 117, 188; gescheid L 248, 387; scheiding L 115, 192b, 209. De in dit lemma voorkomende meervoudsvormen betreffen de beide zijvoren van een bijeengeploegde akker. [N 11, 57; N 11A, 117d + 119d; monogr.] I-1