e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gutsbeitel goezie: gutsi (Tessenderlo), gootbeitel: gø̜t˱bęjtǝl (Wijnandsrade), gots: gots (Meeswijk, ... ), gotš (Berg / Terblijt, ... ), guts (Bilzen, ... ), gutš (Amstenrade, ... ), gǫjts (Loksbergen, ... ), jutš (Bleijerheide, ... ), gotsbeitel: gotš˱bęjtǝl (Rothem), guts˱bęjtǝl (Ophoven), groevenbeitel: grū.vǝbęjtǝl (Swalmen), guts: gyts (Neer, ... ), gøst (Leopoldsburg, ... ), gøts (Afferden, ... ), gøtš (Geulle, ... ), gø̜ts (Dilsen, ... ), gutsbeitel: gyts˱bęjtǝl (Tegelen), gøts˱bęjtǝl (Helden, ... ), gø̜ts˱bęjtǝl (Dilsen, ... ), halfronde beitel: halǝfrǫnǝ bęjtǝl (Bevingen), halve ronde beitel: hawvǝ rønjǝ bęjtǝl (Susteren), holle beitel: hōl bētǝl (Houthalen), hǭǝl bēsǝl (Bleijerheide), opruimer: ǫprø̜jmǝr (Stokkem), rondbeitel: roŋk˱bēsǝl (Spekholzerheide), ronde beitel: ronjǝ bęjtǝl (Herten), steekguts: štē̜k˲gøtš (Limbricht) Beitel met een hol blad die onder meer dient voor het rond afhakken en het besnoeien, het weghakken van de scherpe kanten bij ronde staven (Van der Kloes en Risch, pag. 163). Ook voor het schoonmaken van de binnenzijde van loden buizen wordt de gutsbeitel gebruikt (Van Houcke, pag. 529, s.v. opruimer). Zie ook afb. 50. In L 382 kapte men met de gutsbeitel ook spiebanen uit. Vgl. het lemma "oliegroefbeitel, spiebeitel". [N 33, 115-116; N 64, 62b] || Een beitel met een blad dat in dwarsdoorsnede een meer of minder gebogen vorm heeft. De snede bevindt zich aan de holle of aan de bolle zijde van het beitelblad. De gutsbeitel wordt gebruikt voor het steken van ronde vormen en, volgens de respondent uit Rothem (Q 99*), voor het groter maken van reeds geboorde gaten. Zie ook afb. 69 en de lemmata ɛfermetgutsɛ en ɛsteekgutsɛ.' [N 47, 11a; N 53, 39a-c; A 32, 2; monogr.] II-11, II-12