e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jongste kind aapje: aapje  èpske (Kessel), bedorven kindje: bedorve kindje (Opoeteren), bədorvə kintje (Lanaken), bedorven strontje: bedərven streuntje (Hamont), benjamin: bejamin (Wessem), benajmin (Panningen), benjamien (Vaals), benjamin (Amby, ... ), benjemin (Zutendaal), broekenschijter: broekeschèter (Hasselt), bubsje: buubzjə (Vaals), chre (fr.): šɛrə (Eupen), ding: ook voor elk klein dier (mar.: = ding)  dink (Roermond), hekkensluiter: hekkesleeter (Maastricht), jongetje: jongke (Stokkem), jungske (Guttecoven), ut jongske (Blerick), cf. VD s.v. "jonkske  joengske (Tessenderlo), jongste: joengste (Beverst, ... ), jongste (Beverlo, ... ), jongstə (Berg-en-Terblijt), joongste (Keent), jŏĕngstə (Zolder), jungste (Eisden, ... ), jòngstən (Hamont), jóngste (Venlo), jongste kind: jòngste kiend (Castenray, ... ), jongste spruit: jongste spruut (Roermond), kakelnestje: koakelnèsteke (Beverlo), cf. WLD 4.1  kaokelnesje (Lommel), zie ook: "nakomertje  koakelnèsteke (Beverlo), kakkenest: cf. WLD 4.1  kakenest (Lommel), kakkenestje: kakenesje (Lummen), kakenesteke (Beringen, ... ), kakenestje (Beringen), kàkkənéskən (Lommel), cf. WLD 4.1  kakenesteke (Paal), kakkenestje (Tessenderlo), kakkerlakje: kakkerlakske (Kortessem), kakmus: kakmös (Tungelroy), kale nest: cf. WLD 4.1  kale nest (Lommel), kek: de kek (Ospel), kek (Roggel, ... ), meestal de lieveling in huis scheldnaam voor kind uit de straot, Kerkstraot te Nederweert  kek (Altweert, ... ), ook bij vogels  de kek (Hushoven), kèk (Keent), spottenderwijs  de kek (Weert), kekje: kak = nog zeer jong  kekskə (Stramproy), keutelkind: kêûtəlkend (Hasselt), kind: keend (Jeuk), keent (Zonhoven), kend (Meeuwen), kind (Kuringen), kink (Waubach), kindje: kenneke (Lommel), kiendje (Achel), kientje (Opoeteren), kindje (Mechelen-aan-de-Maas), ut kiendje (Blerick, ... ), klein, het -: ’t klein (Lommel), kleine: klaine (Hechtel), klenne (Hechtel), klennen (Hamont), klééne (Peer), kleine peuter: kleine peuter (Kessel), kleinste: klaeinsten (Lommel), klangstə (Vaals), kleenste (Herk-de-Stad), kleinste (Berg-en-Terblijt, ... ), kleinstə (Eisden), klejnstə (Neerglabbeek), klenste (Hechtel, ... ), klensten (Lommel), klinstə (Sint-Truiden), klèjnstə (Bree), klénstə (Tessenderlo), klénstən (Hamont), klênstə (Voerendaal), kleinste kind: klenste keend (Montenaken), kleinste kindje: kleinste kiendje (Neeroeteren, ... ), kleinste kindje (Bocholt), klenste kinjdje (Neeroeteren), klijnste kinneke (Rotem), kleint, het -: klint (Kerkrade), krauwel: krauwəl (Holtum), cf. Dl. III, afl. 1 p. 24 s.v. "krauwel"in lemma "jongste vogeltje uit het nest  krawwel (Geleen), krekje: cf. Dl. III, afl. 1 p. 24 s.v. "krekje"(krekske) in lemma "jongste vogeltje uit het nest  krekske (Beegden), krentenmikje: krè.n’temikske (Zonhoven), kruppel: kroeppəl (Holtum), kruppel (Klimmen), kröppel (Meerssen), cf. Dl. III, afl. 1 p. 24 s.v. "kruppel(tje)"in lemma "jongste vogeltje uit het nest  krəpəl (Sibbe/IJzeren), kruppeltje: kruppelke (Mheer), plastisch uitgedrukt  kruppelke (Einighausen), laatste, het -: ’t leste (Spalbeek), lieverdje: līēvəkə (Sint-Truiden), mamas kindje: mamaa’s kiendje (Kaulille), mannetje: ut menke (Blerick), cf. WNT s.v. "menneke"; cf. VD s.v. "manneke  menneke (Kortessem), meidje: mèdje (Guttecoven), moederskindje: mooderskindje (Blerick), moeldegeschrapsel: zie bij WNT s.v. "moel (I)"de diverse (gew.) vormen (o.a. "moelde"en "moele"cf. WNT s.v. "schrapen", s.v. "schrappen"en s.v. "schrabben"; cf. VD s.v. II. "moel"kneedtrog  mooldegesjrapsel (Gronsveld), moelgeschraps: als het laatste kind bv. 5 of 6 jaar na het vóórlaatste kind geboren wordt  moeljgeschreps (Schinnen), het jongste kind; een moel is een houten bak op poten (baktrog) waarin de bakdeeg wordt klaargemaakt. Wat aan de handen blijft hangen, wordt afgeschrapt (t laatste deeg)  ət mulgəšraps (Amstenrade), voor het jongste kind - een nakomertje: -; dit is het samengeschraapte deeg uit de deegtrog  moljgəzraps (Brunssum), voor het jongste kind uit een groot gezin de uitdrukking: -; dit zijn bij elkaar geschraapte resten deeg uit de "moel"de mengtrog voor het brooddeeg; zie bij WNT s.v. "moel (I)"de diverse (gew.) vormen (o.a. "moelde"en "moele")  mŏĕllegesjreps (Valkenburg), moelsgeschrap: cf. Dl. III, afl. 2 p. 29, s.v. "moltergeschraap"in het lemma "kleinste dier van het nest"; cf. WNT s.v. "moel (I)"= houten bak waarin het meel beslagen en gekneed wordt; zie ook s.v. "moelje (I)"zie moel (I)  molsgeschrap (Klimmen), nakind: ook: noùkomerke  noùkeind (Kortessem), nakomer: naokòmmer (Castenray, ... ), naokómmer (Maastricht, ... ), nakomertje: nao-kummerke (Tegelen), naokummerke (Castenray, ... ), naokuümerke (Gronsveld), noakeu.mrke (Hasselt), noakummerke (Heerlen), nokoehmerke (Genk), nookoomerke (Beverlo), nòòëkoo.merke (Zonhoven), ook: noùkeind  noùkomerke (Kortessem), nestduiveltje: gekschrende vorm  nèsduvelke (Gronsveld), nestkuiken: neskuuche (Kerkrade), nestkuiken  neihskuukə (Vaals), ons kindje: oos kiendje (Maasbree), ozelaar: cf. WLD III, .4.2. p. 29 uit het lemma kleinste dier uit het nest s.v. "ozelaar"en "ozeltje  ozelèr (Kessel), pannenschrapsel: figuurlijk, volkse benaming  pannesjrapsel (As, ... ), piemel: pieməl (Sibbe/IJzeren), ponne: pwone (Zichen-Zussen-Bolder), ponnetje: pauneke (Hoepertingen, ... ), paunəkə (Hoepertingen), peuneke (Hasselt), poeneke (Diepenbeek, ... ), poenke (Broekom), poineke (Grote-Spouwen), poneke (Herstappe, ... ), ponneke (Bilzen), ponəkə (Ulbeek), pooneke (Horpmaal, ... ), poonneke (Millen), poonnekə (Lanaken), pounəkə (Borgloon), poənəkə (Bilzen), pwonje (Val-Meer), pwonneke (Rijkhoven), pwənəkə (Eigenbilzen, ... ), pôeneke (Mopertingen), pôenəkə (Bilzen), pôonəkə (Beverst, ... ), schaapje: schaapje  sjöpke (Montfort), schalenketeltje: tsjalenkutelke (Hamont), schalenveger: sjalevèger (Heythuysen), scharketeltje: charkietelke (Opoeteren), sjarkiêtelke (As, ... ), scharkoek: scherkoek (Stokrooie), schéérkuk (Herk-de-Stad), scharkoekje: schaa.rkukske (Zonhoven), schaarkukskə (Zonhoven), scharkükske (Blitterswijck, ... ), scherkukske (Venlo, ... ), scherkukskə (Hout-Blerick), schärkuukske (Lottum), sjerkeukske (Heel, ... ), sjerkuukske (Heythuysen), sjerkuûkske (Tungelroy), sjer’kukske (Tegelen), sjêrkukske (Kortessem), alleen voor het jongste kind; zie echter ook s.v. "scharkuikje"(scharkuukske) in Dl. III, afl. 1 (vogels)  schaarkŭŭkskə (America), cf. CV s.v. "scharling"= schar, het laatste overblijvende van de pot; cf. CV s.v. "schar  scherkukske (Maasbree), cf. Weijnen Etym. Wb. s.v. "scharkuukske, schaarkuukske"jongste in het gezin"eerste deel is van "scharren"en het tweede deel van "koekje  schaarkuukske (Velden), scherkoekske (Stokrooie), de jongsgeborene uit een groot gezin  sjerkeukske (Haelen), N 25, 001a: "Kent U in uw dialect een woord, een naam, gebruikt ter aanduiding van het kleinste (het jongste of zwakste) dier van een nest (bv. van vogels, varkens, honden, konijnen)? Zo ja, hoe luidt het en voor welke diersoorten gebruikt u dit woord?  scharkukske (Venray), scharrelkoekje  schaa.rkiekske (Hasselt), sjer = thans van sjerre (bijeenscharrelen)  sjerkeukske (Horn), scharkuiken: scharküke (Wanssum), scharlingetje: sjerlingske (Maasbracht, ... ), sjerrəlingskə (Pey, ... ), cf. CV s.v. "scharling"= Schar, het laatste overblijvende van de pot  charlingske (Neeroeteren), vooral als die een nakomertje is  sjerlingskə (Stramproy), scharpotje: scharpötje (Geleen), sjaarpotsje (Maastricht), cf. WLD III, .4.2. p. 29 uit het lemma kleinste dier uit het nest  ’t charpètje (Neeroeteren), trefwoord volgens respondent  schijrpətsje (Nieuwerkerken), scharrelingetje: scharrelingske (Linne), scherrrelingske (Maasbracht), schootkindje: schoetkinneke (Schulen), schrapkellen-tje: cf. Weijnen s.v. "schrepen"= schrapen  sjrepkelke (Heythuysen), schrapkeuteltje: sjrapkutelke (Bocholt), suikerkindje: sokərkinnəkə (Overpelt), troetelkind: troetelkend (Sint-Truiden) Andere benaming van: wordt deze naam ook gebruikt voor het jongste kind (dat soms ook het zwakste is) van een groot gezin? [DC 25 (1954)] || benjamin, jongste || bijnaam voor de laatste uit een rij kinderen || het jongste kind || het laatste kind, jongste kind || jongste kind || jongste kind dat laat na het voorlaatste is gekomen || jongste kind uit het gezin || jongste kind, benjamin || jongste kind; hoe heet het jongste kind van het gezin? [ZND 36 (1941)] || jongste uit het gezin || kind [DC 05 (1937)] || kleinste kind van de familie [ZND m] || laat nakomertje || laatstgeborene || laatstgeborene, jongste || nakomer || nakomertje || nakomertje (uit een groot gezin) || nakomertje, jongste kind || Wordt deze naam ook gebruikt voor het jongste kind (dat soms ook het zwakste is) van een groot gezin? [DC 25 (1954)] III-2-2